In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' de volgende regels:
a. binnen de gebiedsaanduiding 'veiligheidszone - lpg' en buiten de perceelsgrenzen van de risicovolle inrichting, mogen geen nieuwe (beperkt) kwetsbare objecten worden opgericht;
b. Burgemeester en wethouders kunnen het bestemmingsplan wijzigen in die zin dat:
1. de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ opgeheven wordt, indien de aanwezige risicovolle inrichting gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de aanwezige risicovolle inrichting buiten werking is gesteld, of
2. in die zin dat de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ verkleind wordt, indien uit nader onderzoek is gebleken dat de PR 10-6/jaar contour als gevolg van een wijziging in een risicovolle inrichting kleiner is geworden;
3. in die zin dat de gebiedsaanduiding ´veiligheidszone - lpg´ verkleind wordt, door een wijziging van de Regeling externe veiligheid inrichtingen.