direct naar inhoud van Bijlagen
vastgesteld

Bijlagen

Bijlage 1. Wettelijke taken water en milieu

Het opstellen van een strategisch beleidsplan op het gebied van milieu en op het gebied van water is een verplichting uit de Wet Milieubeheer en uit de Waterwet.

Onderstaande tabel bevat een overzicht van de (overige) wettelijke taken van de provincie op het terrein van milieu en water. Wij zetten in op een zorgvuldige uitvoering van onze wettelijke taken. Voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) binnen het omgevingsrecht besteden we de uitvoering van taken uit aan de drie Brabantse omgevingsdiensten.

wettelijk kader   besluit   (belangrijkste) rol provincie   omschrijving  
Wet milieubeheer, de Arbeidsomstandighedenwet, de Brandweerwet 1985 en de Wet rampen en zware ongevallen, alsmede Richtlijn nr. 96/82/EG van de Raad van de Europese Unie van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken (PbEG L 10)   Besluit risico's zware ongevallen 1999   vergunningverlening   Normen vastgelegd in deze besluiten hebben betrekking op externe veiligheid. Worden toegepast bij vergunningverlening o.g.v. de Wet algemene bepalingen Omgevingsrecht (Wabo)  
  Vuurwerkbesluit          
 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)

Wet milieubeheer

Wet ruimtelijke ordening  
Besluit externe veiligheid inrichtingen       Milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer  
Wet milieubeheer   Registratiebesluit externe veiligheid   Uitvoerder registratieplicht   Dit besluit bevat voorschriften ten aanzien van de aanwijzing van risicovolle situaties, de inrichting van het register voor risicovolle situaties, de inhoud van de te verstrekken gegevens over de externe veiligheid en de termijnen voor het melden van deze gegevens aan dit register.  
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wet milieubeheer

Wet ruimtelijke ordening

Wet veiligheidsregio's  
Besluit externe veiligheid transportroutes     Dit besluit bevat de uitwerking van de ruimtelijke component van het basisnet. Doel van dit besluit is o.a. het waarborgen van een basisbeschermingsniveau door te voorkomen dat bij ruimtelijke ontwikkelingen mensen worden blootgesteld aan een hoger risico vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen dan maatschappelijk aanvaardbaar wordt geacht.  
Wet milieubeheer   Besluit externe veiligheid buisleidingen     Dit besluit regelt de externe veiligheid van buisleidingen en het borgen van die veiligheid in plannen voor de ruimtelijke ordening. Ook worden regels gesteld om de integriteit van de buisleiding te waarborgen  
    Kaderstellende nota Handhavingskoers 2013-2016   handhaving   Handhaving van regels bij risicovolle inrichtingen. Deze taak is ondergebracht bij de omgevingsdiensten in Noord-Brabant. Frequentie afhankelijk van product 'kans op overtreding x effect van overtreding'.  
    Verdrag van Helsinki       Verplichting tot internationaal informatie uitwisselen over risicovolle bedrijven waarvoor de provincie het bevoegd gezag is en die bij een ongeval of ramp effecten kunnen veroorzaken die de landsgrens overschrijden.  
Wet milieubeheer   Besluit Milieueffectrapportage   uitvoeren m.e.r.-procedure   Het milieubelang betrekken in de besluitvorming bij initiatieven die op grond van het Besluit Milieueffectrapportage m.e.r.-plichtig zijn.  
Wet Geluidhinder       ontheffingverlening   Afhandeling van verzoeken voor de vaststelling van hogere waarden bij reconstructie en aanleg van wegen  
        monitoring    Zonebeheer Industrieterrein Moerdijk en toetsing van milieuaanvragen op inpasbaarheid  
        toetsing aan normering    advisering bij projecten op naleving wettelijke en beleidsmatige normering  
    Provinciale Milieuverordening       Aanwijzing en ontheffingverlening stiltegebieden en vaststellen beleid  
Wet ruimtelijke ordening (Wro)   Ruimtelijke plannen (inpassingsplannen)   bescherming   Bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening houden met de normen die gelden voor risicovolle inrichtingen en het vervoer van gevaarlijke stoffen, voor zover deze normen betrekking hebben op ruimtelijke onderwerpen.  
Wet vervoer Gevaarlijke Stoffen (Wet basisnet)           Aanwijzen van daarvoor bestemde wegen en weggedeeltes  
Wet veiligheidsregio's   Regeling provinciale risicokaart   Uitvoerder vormgeving risicokaart   De onderhavige regeling geeft regels over:
– de categorieën rampen en zware ongevallen, waarvan de risico's op de risicokaart dienen te worden vermeld;
– de productie, het beheer en de vormgeving van de risicokaart;
– de wijze waarop en de tijdstippen waarop de benodigde gegevens dienen te worden aangeleverd en
– de toegankelijkheid van de risicokaart.  
Wet veiligheidsregio's       beheerder   Verantwoordelijk voor de productie en het beheer van de provinciale risicokaart. Faciliteren om gegevens die zijn ingevoerd in de databases beschikbaar, zichtbaar en actueel te maken via internet. De risicokaart is een informatiebron voor burgers over de risico's in hun woon- en leefomgeving. Daarnaast gebruiken diverse overheidsinstanties de risicokaart bij (ruimtelijke) planvorming, pro-actie, preventie, preparatie, vergunningverlening en handhaving.  
Wet revitalisering generiek toezicht       toezichthouder   Richting gemeenten en waterschappen. Van interbestuurlijk toezicht is het uitgangspunt vertrouwen in de gemeentelijke en waterschappelijke taakuitoefening. In het kader van interbestuurlijk toezicht (IBT) verzamelt en registreert de provincie informatie over de vraag of een handeling/zaak voldoet aan de daaraan gestelde wettelijke eisen. Ingrijpen kan via de instrumenten uit de Wet revitalisering generiek toezicht. Voor Brabant is de ambitie voor het IBT vastgelegd in het Beleidsplan 2013-2015 IBT.  
Wet luchtvaart   Besluit Burgerluchthavens       Normen en regels voor geluid en externe veiligheid. Voor burgerluchthavens van regionale betekenis is de provincie bevoegd gezag voor het opstellen van het luchthavenbesluit. D.w.z. nemen van luchthavenregelingen en verlenen van ontheffingen (voor tijdelijk en uitzonderlijk gebruik van een terrein niet zijnde een luchthaven voor het opstijgen en landen van daartoe aangewezen luchtvaartuigen; ook wel TUG-ontheffingen genoemd).  
      Voor militaire luchthavens is er een wettelijke verplichting (artikel 10.25 Wet luchtvaart) om deel te nemen in een commissie van overleg en voorlichting milieu rond een militaire luchthaven. En adviesrecht bij door het Rijk opgestelde,luchthavenbesluiten voor militaire luchthavens  
Wet milieubeheer       vergunningverlening   Normering voor de luchtkwaliteit. De provincie werkt mee aan het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) via het Brabants programma voor Luchtkwaliteit. Voor normering van geur bij industriële inrichtingen hanteert de provincie haar beleidsregel bij vergunningverlening (Wabo).  
      Monitoring luchtkwaliteit  
Wet geurhinder en veehouderij (Wgv)       vergunningverlening   Normering voor geur.  
Wet milieubeheer       verantwoordelijk voor de nazorg (beheerder)   Gesloten Stortplaatsen die nog in gebruik waren na 1 september 1996.  
    Provinciale MilieuVerordening   ontheffingverlener en handhaving hergebruik   Hergebruik gesloten Stortplaatsen die nog in gebruik waren na 1 september 1996.  
    Provinciale MilieuVerordening   ontheffingverlener en handhaving hergebruik   Hergebruik voormalige Stortplaatsen voor het laatst in gebruik voor 1 september 1996.  
Wet bodembescherming   Convenant bodem en ondergrond 2016-2020   vergunningverlening/
handhaving  
Historische (vóór 1 januari 1987 veroorzaakte) gevallen van ernstige bodemverontreiniging en met zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.  
    Besluit Financiële bepalingen bodemsanering 2005   besluiten in het kader van draagkracht, Bedrijvenregeling en cofinanciering   Realisering van saneringen in eigen beheer van historische gevallen van ernstige bodemverontreiniging, met zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is.  
        uitvoering sanering en beheer   Historische gevallen van verontreiniging, met zodanige risico's voor mens, plant of dier dat spoedige sanering noodzakelijk is en waarvoor geen verantwoordelijke partij is aan te wijzen (de artikel 48 vangnetgevallen).  
    Convenant bodem en ondergrond 2016-2020   aanwijzing gebied/vaststellen plan/gebiedsbeheerder   De besluitvorming door GS vloeit voort uit de bepalingen over gebiedsgericht grondwaterbeheer (GGB; artikel 55c en volgende). Ook het convenant bevat afspraken over GGB.  
            Duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van de ondergrond en kennisopbouw en -behoud daarvan, aanpak 'spoedlocaties', GGB.  
            Aanpak verontreinigde regionale waterbodems, diffuse bodemverontreiniging en nieuwe bedreigingen; nazorg en monitoring en voormalige stortplaatsen.  
        uitvoeren maatregelen   Vanuit de zorgplicht bepaling (artikel13 Wbb) kan het voorkomen dat de provincie acties moet ondernemen ter voorkoming/beperking van verontreiniging indien niemand anders acties onderneemt.  
        uitvoeren maatregelen   Uit de bepaling voor ongewone voorvallen (artikel 30 Wbb) vloeit voort dat GS indien nodig de noodzakelijke maatregelen moeten nemen ter voorkoming/beperking van verontreiniging en daartoe ook bevelen kan nemen.  
Mijnbouwwet (en in toekomst ook Wabo)   Aanpassing Mijnbouwwet   adviesrecht   Adviesrecht provincie in het kader van opsporing en winning van delfstoffen.  
Kaderrichtlijn Water           Algemeen: doelstelling om de chemische, kwantitatieve en ecologische kwaliteit van oppervlakte- en grondwater in Europa te verbeteren en waarborgen.  
        uitvoeren maatregelen   Uitvoeren (grondwater)maatregelen die zijn opgenomen in de Stroomgebiedsbeheerplannen van het rijk, gericht op verbetering toestand van waterlopen en grondwater.  
        stimuleren, kennis delen    
        vastlegging doelen   De provincie is wettelijk verplicht om voor oppervlaktewateren in het kader van de KRW een aantal zaken vast te leggen: doelen voor ecologie en biologie ondersteunende parameters (onder meer nutriënten); type (bijvoorbeeld snelstromende bovenloop); status (natuurlijk of sterk veranderd); ligging.  
    BKMW   monitoring    Verplichting om de voor rapportages aan de EU benodigde grondwater gerelateerde gegevens te verzamelen  
Waterwet       zorgplicht   Bescherming van grondwater voor menselijke consumptie (instrument: beschermingszones rondom drinkwaterwinlocaties).  
Wet milieubeheer   Provinciale Milieuverordening       Aanwijzing grondwaterbeschermingsgebieden.  
        vergunning- en ontheffingverlening/toezicht en handhaving   Grondwaterregelgeving uit PMV (uitgevoerd door omgevingsdiensten).  
        zorgplicht   Strategisch grondwaterbeheer; bescherming kwaliteit van diep grondwater.  
    Provinciale Grondwaterheffingsverordening   innen grondwaterheffing   Voeren van adequaat vergunningen- en onttrekkingenregister.  
        Goedkeuring en coördinatie   Projectplannen van waterschappen voor verbetering van primaire waterkeringen goedkeuren. Coördinatie van besluitvormingsprocedures.  
        aanwijzen en normeren   Regionale waterkeringen.  
    Deltaprogramma rivieren       Dijkverbetering/rivierverruiming; uitwerken voorkeursstrategieën.  
Richtlijn Overstroming Risico's       initiator   Verdringingsreeks opstellen.  
        beheerder   Provinciale risicokaart.  
        aanwijzen   Toekennen (ruimtelijke) functies zoals zwemwater, waternatuur, vaarwegen.  
        aanwijzen   Aanwijzen zwemlocaties.  
WHVBZ       toezicht en handhaving   Zwemlocaties (via Regionale Uitvoeringsdiensten).  
Waterwet       Vergunningverlening, toezicht en handhaving   Voor grondwateronttrekkingen voor drinkwater, industriële onttrekkingen >150.000m3/jaar en open bodemenergiesystemen.  
Wet milieubeheer    Provinciale Milieuverordening, Besluit lozen buiten inrichtingen (Blbi)   ontheffingverlening   Ontheffingverlening aan gemeenten voor ongezuiverde lozingen van huishoudelijk afvalwater (uitgevoerd door omgevingsdiensten) en beoordeling gemeentelijke rioleringsplannen  
    Deltaprogramma zoetwater/DHZ       Onder meer bepalen van voorzieningenniveau.  
    Verordening water   aanwijzing   Vaarwegbeheer; toekenning scheepvaartklasse aan de provinciale vaarwegen.  
Wet ruimtelijke ordening (Wro)   Ruimtelijke plannen (inpassingsplannen)   bescherming   Bij het opstellen van ruimtelijke plannen rekening houden met water: hoogwaterbescherming, grondwaterbescherming, ruimte voor watersysteemherstel (zie Verordening ruimte).  
Waterschapswet   Provinciaal Reglement voor de waterschappen   toezichthouder   Instelling en reglementering van de waterschappen (samenstelling en omvang bestuur, reikwijdte taakopdracht waterschappen); institutioneel en financieel toezicht., beleidsmatig toezicht  
Ontgrondingenwet   Beleidskader   vergunningverlening   Verlenen van vergunningen, toezicht en handhaving met betrekking tot winning van zand, klei en grind en het opstellen van de kaderstellende beleidsnota en verordening.  

Bijlage 2. Waterhuishoudkundige functies en overige kaartaanduidingen

Algemeen

We onderscheiden in Noord-Brabant een aantal waterhuishoudkundige functies waarvoor specifieke doelstellingen gelden. Deze functies zijn een voortzetting van het beleid uit het Provinciaal Waterplan (PWP 2010-2015). Ze zijn zonder of met slechts beperkte aanpassingen overgenomen. De functies zijn indicatief aangegeven op Plankaarten 1 en 3. Naast de waterhuishoudkundige functies zijn in plankaart 1 de KRW oppervlaktewaterlichamen indicatief aangegeven (zie verder voor een toelichting op de KRW bijlage 3).

De waterhuishoudkundige functies zijn hieronder beschreven. De functies A tot en met D gaan over oppervlaktewateren. De vlakvormige functies (E tot en met I) hebben een relatie met het ruimtelijk beleid. Op de plankaarten hebben we voor deze gebieden steeds de buitengrenzen gehanteerd zoals opgenomen in de Structuurvisie ruimtelijke ordening (Svro).

Waterhuishoudkundige functies

A. Functie 'waternatuur'

Deze functie richt zich op het behoud en het herstel van de aquatische en semi-aquatische natuur in beken, kreekrestanten, oude meanders, vennen en wielen die voor Noord-Brabant van bovenregionaal belang zijn.

  • De beken en kreekrestanten met deze functie zijn uiterlijk in 2027 op een zo natuurlijk mogelijke manier ingericht. In combinatie met maatregelen voor de verbetering van de hydrologie en de waterkwaliteit leidt dit tot het bereiken en in stand houden van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) (zie ook het kader op de volgende pagina).
  • Voor waterlopen met de functie waternatuur gelden tevens de doelstellingen voor ecologische verbindingszones als randvoorwaarde voor de inrichting.
  • De vennen en wielen met de functie 'waternatuur' bezitten uiterlijk in 2027 de condities die behoren bij het GEP of een daarmee vergelijkbaar ecologisch niveau.
  • Voor wateren waaraan we wel de functie waternatuur hebben toegekend, maar die geen KRW-doelstelling hebben omdat ze niet als oppervlaktewaterlichaam zijn aangewezen, gelden de GEP-doelen voor overige wateren (zie bijlage 3). Dit geldt bijvoorbeeld voor vennen en wielen. Vrijwel geen enkele daarvan is in Noord-Brabant benoemd als waterlichaam, omdat ze niet voldoen aan het groottecriterium van 50 hectare.
  • Wateren met een functie waternatuur hebben een relatie met het ruimtelijk beleid, omdat vaak naast de waterloop ruimte nodig is om de herstelmaatregelen goed te kunnen uitvoeren. Ook is het van belang om de uitvoering van eventuele maatregelen in de toekomst niet onmogelijk te maken. Deze gebieden zijn op plankaart 1 en in de Verordening ruimte aangegeven als 'zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen'.
B. Functie 'verweven'

In waterlopen met de functie 'verweven' worden mensgerichte en natuurgerichte doelen in harmonie ontwikkeld. Samen met de functie 'waternatuur' vormt deze functie de basis voor vismigratie tussen het hoofdsysteem (grote rivieren en Delta) en de regionale Brabantse oppervlaktewateren.

  • Uiterlijk in 2027 worden de waterlopen met de functie 'verweven' ingericht op een manier die, samen met de hydrologie en de waterkwaliteit, leidt tot het bereiken en in stand houden van het Goed Ecologisch Potentieel (GEP) (zie ook het kader over de waterhuishoudkundige functies in relatie tot de Kaderrichtlijn Water). Als deze wateren ook een functie 'ecologische verbindingszone langs waterlopen' hebben, ontwikkelen we beide functies in onderlinge afstemming.
  • Voor wateren die wel de functie 'verweven' hebben, maar die geen KRW-doelstelling hebben omdat ze niet als oppervlaktewaterlichaam zijn aangewezen, gelden de GEP-doelen voor overige wateren, zoals opgenomen in bijlage 3.
C. Functie 'ecologische verbindingszone met een wateropgave'

De Ecologische Verbindingszones (EVZ's) verbinden de natuurgebieden van het natuurnetwerk Brabant. Hierdoor ontstaat een natuurlijk netwerk waarbinnen planten en dieren kunnen migreren.

  • EVZ's buiten het stedelijk gebied zijn gemiddeld 25 meter breed (of 2,5 hectare per strekkende kilometer in de vorm van stapstenen). De gemiddelde breedte voor EVZ's binnen stedelijk gebied is breder, circa 50 meter, voor zover dit mogelijk is. Dit is vanwege de grotere menselijke invloeden in de stad door onder meer recreatief medegebruik.
  • De waterbeheerders (Rijkswaterstaat en de waterschappen) zijn verantwoordelijk voor de realisatie van het 10 meter deel van EVZ's met een wateropgave(het gedeelte direct langs de waterkant). Dit gedeelte is aangegeven op plankaart 1.
  • Wateren met een functie Ecologische Verbindingszone hebben een relatie met het ruimtelijk beleid, omdat vaak naast de waterloop ruimte nodig is om de herstelmaatregelen goed te kunnen uitvoeren. Ook is het van belang om de uitvoering van eventuele maatregelen in de toekomst niet onmogelijk te maken. Deze gebieden zijn op plankaart 1 en in de Verordening ruimte aangegeven als 'zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen'.
D. Functie 'scheepvaart'

Op de kaart zijn de provinciale vaarwegen aangegeven. Provinciale wateren met de functie scheepvaart vormen -samen met de rijkswateren- een samenhangend systeem van grote bevaarbare waterlopen en kanalen. Deze wateren dragen bij aan de economische en recreatieve ontwikkeling van Noord-Brabant.

  • De economische kerngebieden zijn volwaardig ontsloten om de economische positie van het stedelijk netwerk in Brabant binnen Europa te versterken. Een goed functionerend en duurzaam vaarwegennet staat garant voor goede bereikbaarheid, verkeersveiligheid en leefbaarheid.
  • In de Verordening water zijn functiegerichte normen vastgesteld voor de provinciale vaarwegen, zoals de minimaal benodigde vaarwegdiepten of -profielen.
E. Functie 'zwemwater'

Op de kaart zijn de wateren met de functie zwemwater aangegeven waarvoor de provincie bevoegd is én de wateren met de functie zwemwater die in rijkswater liggen (opgenomen in het beheer- en ontwikkelplan rijkswateren). Dit om een volledig beeld te geven. In wateren met de functie zwemwater kunnen mensen veilig zwemmen.

De zwemwatersituatie voldoet tenminste aan de zwemwaterkwaliteit 'aanvaardbaar' zoals bedoeld in de Europese Zwemwaterrichtlijn en aan de voorschriften uit de Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden.

Waterhuishoudkundige functies en hun relatie met Kaderrichtlijn Water-doelen

In Brabant kennen we de volgende driedeling in functies van waterlopen:

  • A. Aan beken met een grote actuele of potentiële natuurwaarde is de functie 'waternatuur' toegekend. Bij deze beken richt het beleid en de maatregelen zich vooral op de aquatische natuurwaarden met de afvoerfunctie als randvoorwaarde.
  • B. Bij beken en rivieren met de functie 'verweven' hebben natuurwaarden en mensgerichte aspecten ongeveer 'gelijke rechten'. Samen met de functie 'waternatuur' zijn deze wateren van belang voor de vismigratie tussen de grote rivieren en de regionale beken en kreken.
  • C. Voor de overige beken en rivieren geldt geen bijzondere functie en richten het beleid en de maatregelen zich op de mensgerichte afvoerfunctie, met basale eisen aan de natuurwaarden als randvoorwaarde.

De onderstaande figuur maakt duidelijk dat er sprake is van een geleidelijke schaal. Elke beek heeft naast natuurwaarde ook een afvoerfunctie voor bovenstrooms gelegen landbouw- of stedelijk gebied. Daarnaast moeten beken met voornamelijk een afvoerfunctie in landelijk gebied toch ook een ecologische basiskwaliteit te bezitten.

afbeelding "i_NL.IMRO.9930.pmwp2016-va01_0003.png"

Voor de waterlopen die als oppervlaktewaterlichamen zijn aangeduid in de Kaderrichtlijn Water, zijn de doelen nader uitgewerkt volgens de systematiek van de Goede Ecologische Toestand (GET) en het Goed Ecologisch Potentieel (GEP). Net als de bovengeschetste functietoekenning, kent ook het GEP een geleidelijke schaal. De hogere GEP-waarden vormen de doelen voor beken links in het figuur, de lagere GEP-waarden horen bij beken rechts. Om deze reden zijn in dit plan geen afzonderlijke ecologische doelen voor beken benoemd op basis van de functietoekenning, maar wordt aangesloten bij de KRW-systematiek (zie bijlage 3).

F. Functie 'water voor het natuurnetwerk Brabant'

Binnen deze functie onderscheiden we drie deelfuncties: 'Natura 2000-gebieden', 'Natte natuurparels' (deels overlappend met Natura2000-gebieden) en de 'overige gebieden'. Deze drie gebieden vormen samen het natuurnetwerk Brabant. De inrichting en het beheer zijn gericht op behoud, herstel en ontwikkeling van gezonde en goed functionerende ecosystemen.

  • Natte natuurparels zijn de waterafhankelijke delen van het natuurnetwerk Brabant die een samenhangend complex van natuurgebieden vormen en die sterk afhankelijk zijn van hoge grondwaterstanden of kwel. Deze gebieden worden sterk beïnvloed door de inrichting en het beheer van de omgeving. Daarom is ons beleid erop gericht om de waterhuishouding, waterkwaliteit en inrichting in deze gebieden af te stemmen op de ecologische doelstellingen.
  • Voor de gebieden, of delen daarvan, die tevens zijn aangewezen als Natura 2000-gebied, zijn beheerplannen opgesteld. De opgenomen maatregelen moeten uiterlijk in 2027 zijn uitgevoerd.
G. Functie 'water voor de groenblauwe mantel'

De groenblauwe mantel bestaat uit gemengd landelijk gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. De mantel draagt bij aan de bescherming van de waarden in de EHS, de ecologische verbindingszones en de wateren met een functie voor waternatuur. De mantel heeft daarnaast óók een onafhankelijke betekenis voor biodiversiteit, water en landschap. Ook groene gebieden door en nabij de stedelijke omgeving zijn onderdeel van de groenblauwe mantel. De mantel biedt mogelijkheden voor recreatie en multifunctioneel landgebruik.

H. Functie 'water voor het gemengd landelijk gebied'

Hieronder vallen de aanduidingen 'gemengd landelijk gebied' en 'accentgebied agrarische ontwikkeling' uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Het waterbeheer richt zich op een goede waterhuishouding voor een duurzame en concurrerende landbouw. Randvoorwaarden zijn de verplichtingen uit de Kaderrichtlijn Water en afstemming met de maatregelen voor de Natura 2000-gebieden en de Natte natuurparels. Voor het overige geldt geen specifiek beschermingsbeleid.

I. Functie 'water in bebouwd gebied'

De ruimtelijke begrenzing van deze functie komt overeen met de aanduidingen 'stedelijk concentratiegebied/kernen in het landelijk gebied' uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening. Het waterbeheer in deze gebieden draagt bij aan een goed functionerend watersysteem.

Overige kaartaanduidingen

Behalve de functies waarvoor specifieke doelstellingen gelden bevatten de Plankaarten 1, 2 en 3 nog een aantal andere aanduidingen.

Plankaart 1:

  • Natte natuurparels en Natura2000-gebieden maken onderdeel uit van het Natuurnetwerk Brabant.
  • Zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen is opgenomen voor de waterlopen met de functie waternatuur en de Ecologische Verbindingszones met een wateropgave. Daarnaast is er nog een aantal gebieden uit de reconstructie- en gebiedsplannen waarvoor de aanduiding zoekgebied voor behoud en herstel watersystemen van toepassing is. In de Verordening ruimte Noord-Brabant is opgenomen welke regels van toepassing zijn.
  • Wijstgebieden zijn de gebieden waar de kans op herstel van de wijstverschijnselen kansrijk is.
  • De KRW-oppervlaktewaterlichamen staan indicatief op plankaart 1 aangegeven. Voor een toelichting op de doelen van de KRW verwijzen we naar bijlage 3.
  • De overige wateren staan uitsluitend ter oriëntatie op de plankaart.

Plankaart 2:

  • De plankaart bevat de gebieden die een rol hebben voor de bescherming van het (grond)water dat is bestemd voor menselijke consumptie. Deze gebieden zijn ook opgenomen in de Provinciale Milieuverordening: waterwingebieden, boringsvrije zone en grondwaterbeschermingsgebieden (25- en 100-jaarszone).
  • Daarnaast zijn op deze Plankaart de beschermingszones innamepunt drinkwater opgenomen.

Plankaart 3:

  • De primaire waterkeringen zijn afkomstig uit de Bijlage van de Waterwet en zijn opgenomen ter oriëntatie. De ligging van de regionale waterkeringen is afkomstig uit de Verordening water Noord-Brabant.
  • Het rivierbed komt overeen met de aanduiding rivierbed zoals dit is opgenomen in het Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro ). Naast het rivierbed zoals dat is opgenomen in het Barro beschouwen wij ook het Krammer-Volkerak-Zoommeer, de Noordwaard en de Overdiepse Polder- en de Dongemonding tot het rivierbed). Het rivierbed is het gebied vanaf de buitenkruinlijn van een primaire waterkering in de richting van de rivier. Het gaat dus om gebieden (veelal uiterwaarden) langs de grote rivieren. Gebieden langs de regionale wateren (zoals de Mark en Dintel) behoren niet tot het rivierbed.
  • De gebiedsreservering voor de lange termijn Maas is afkomstig uit het Barro en is indicatief op de plankaart opgenomen
  • Voor de regionale wateren zijn de aanduidingen regionale waterberging en reservering waterberging opgenomen. In de Verordening ruimte Noord-Brabant is opgenomen welke regels van toepassing zijn.

Bijlage 3. KRW-doelstellingen

1. Algemeen

In deze bijlage staat de volgende informatie:

  • beknopte toelichting op de Kaderrichtlijn Water
  • oppervlaktewaterlichaam;
  • grondwaterlichamen;
  • overige wateren.

2. Toelichting op de Kaderrichtlijn Water

De Kaderrichtlijn Water gaat uit van planvorming per stroomgebieddistrict. De provincie Noord-Brabant ligt in drie stroomgebieden: Rijn, Schelde en Maas (zie figuur 1). Binnen deze stroomgebieden liggen waterlichamen. Dit zijn de ruimtelijke eenheden (zoals beken, meren, kanalen en grondwatersystemen) waarvoor we op basis van de Kaderrichtlijn Water doelstellingen moeten formuleren, maatregelen moeten nemen in uitvoeringsprogramma's en monitoren. De selectie van waterlichamen doen de lidstaten zélf op grond van de uitgangspunten in de Kaderrichtlijn Water. Het is de taak van de provincies om in hun provinciale waterplannen de waterlichamen aan te wijzen. In Noord-Brabant zijn er in totaal 94 oppervlaktewaterlichamen en 5 grondwaterlichamen.

afbeelding "i_NL.IMRO.9930.pmwp2016-va01_0004.png"

Figuur 1: de KRW-stroomgebieden binnen Noord-Brabant.

De Waterwet schrijft voor dat de provincies grond- en oppervlaktewaterlichamen vastleggen en voor de oppervlaktewaterlichamen opgave doen van het type water en de status (natuurlijk, kunstmatig en sterk veranderd). Voor de sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen moeten wij de biologische en biologie ondersteunende chemische doelen vaststellen. Ook moeten provincies maatregelen opnemen voor de grondwaterlichamen; de waterschappen moeten in hun waterbeheerplannen maatregelen opnemen voor de oppervlaktewaterlichamen.

In principe moeten de KRW-doelstellingen uiterlijk in 2027 zijn behaald. Het niet bereiken van de KRW-doelen of het optreden van achteruitgang van het grond-of oppervlaktewaterlichaam als gevolg van nieuwe ontwikkelingen is toegestaan. Maar alleen voor zover dit past binnen de uitgangspunten van artikel 4.7 van de KRW. Voor deze planperiode zijn vooralsnog geen ontwikkelingen te noemen met een dermate groot effect op het doelbereik binnen een waterlichaam. Voor de volgende planperiode maken we deze afweging opnieuw.

3. Oppervlaktewaterlichamen

In Brabant zijn twee waterlichamen die de status 'natuurlijk' hebben: de Tongelreep en het Merkske. De overige waterlichamen zijn aangemerkt als 'sterk veranderd' of 'kunstmatig'. Figuur 2 geeft een overzicht van alle waterlichamen. Hiermee geven we invulling aan onze wettelijke taak. Verder zijn de waterlichamen indicatief aangegeven op Plankaart 1.

Watertypen voor oppervlaktewaterlichamen

De Kaderrichtlijn Water kent een hoofdindeling in vier categorieën:

  • rivieren en andere stromende wateren (R);
  • meren en andere stilstaande wateren (M);
  • overgangswateren - brak water tussen zoet en zout (O);
  • kustwateren (K).

In Nederland is deze hoofdindeling verder verfijnd door hierbinnen verschillende watertypen te onderscheiden. Elk waterlichaam behoort tot één watertype. Dit type geeft aan wat de algemene karakteristiek van het waterlichaam is. Bijvoorbeeld of het binnen de R-categorie valt en of het om de bovenloop (R4-type) of juist om de benedenloop (R6-type) van een beek gaat. Voor elk van de watertypen heeft het rijk aangegeven welke dieren- en plantensoorten hier onder natuurlijke omstandigheden moeten voorkomen. In tabel 1 staan alle watertypen die voorkomen in Brabant.

Tabel 1. Watertypen voor oppervlaktewaterlichamen

R4   Permanent langzaam stromende bovenloop op zand  
R5   Langzaam stromende middenloop/benedenloop op zand  
R6   Langzaam stromend riviertje op zand/klei  
R8   Zoet getijdenwater (uitlopers rivier) op zand/klei  
R14   Snelstromende middenloop/benedenloop op zand  
M1a   Zoete sloten (gebufferd)  
M3   Gebufferde (regionale) kanalen  
M6a   Grote ondiepe kanalen zonder scheepvaart  
M6b   Grote ondiepe kanalen met scheepvaart  
M12   Kleine, ondiepe, zwak gebufferde plassen (vennen  
M14   Ondiepe, gebufferde plassen  
M20   Matig grote, diepe, gebufferde meren  
M30   Zwak brakke wateren  
Toestandsbeoordeling

Volgens de KRW worden oppervlaktewaterlichamen op een aantal kwaliteitselementen beoordeeld. De KRW onderscheidt de chemische en de ecologische toestand van een waterlichaam. De KRW streeft naar het bereiken van de Goede Ecologische Toestand voor oppervlaktewaterlichamen (GET). Voor 'sterk veranderde' of 'kunstmatige' waterlichamen geldt het Goed Ecologisch Potentieel (GEP).

  • Ecologische toestand: volgens de KRW bestaat de ecologische toestand van een waterlichaam uit de toestand van biologische kwaliteitselementen, fysisch-chemische parameters, specifieke verontreinigende stoffen en hydromorfologische kwaliteitselementen. De doelen zijn nationaal vastgelegd voor natuurlijke waterlichamen. Voor sterk veranderde en kunstmatige waterlichamen worden regionaal de doelen afgeleid voor biologie en fysische chemie. De doelen voor specifieke verontreinigende stoffen zijn nationaal vastgelegd in de ministeriële regeling Monitoring KRW.
  • Chemische toestand: die wordt bepaald door de Europees vastgestelde lijst met prioritaire stoffen. Ook de bijbehorende normen zijn Europees vastgesteld en in Nederland vastgelegd in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water (BKMW 2015).
Factsheets

Voor alle waterlichamen zijn factsheets opgesteld. Die geven aan wat de huidige kwaliteit is, welke doelstellingen volgen uit de Kaderrichtlijn Water en de onderbouwing hiervan. Ook geven zij de door de waterschappen opgestelde maatregelen weer. De factsheets staan op het KRW-portaal op www.waterkwaliteitsportaal.nl. In figuur 2 staan de Brabantse waterlichamen met bijbehorend type, status en doelstellingen. Tabel 2 geeft een overzicht van de GEP-doelstellingen van alle oppervlaktewaterlichamen in Brabant.

afbeelding "i_NL.IMRO.9930.pmwp2016-va01_0005.png"

Figuur 2: oppervlaktewaterlichamen in Brabant.

Tabel 2. Samenvatting van de GEP voor de oppervlaktewaterlichamen

naam waterlichaam   Waterlichaamcode   Status1)   Type   Fytoplankton (EKR)   Overige waterflora (EKR)   Vis (EKR)   Macrofauna (EKR)   Totaal stikstof (mg/l)2)   Totaal fosfaat (mg/l)2)   Chloride (mg/l)2)   Temperatuur (° C)3)   Doorzicht (m)2)   pH2)   Zuurstof verzadiging (%)  
Stroomgebied Rijn                              
Alm   NL09_02_2   SV   R5   nvt   0,55   0,33   0,4   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Kanalen L v Heusden en Altena   NL09_10_2   K   M3   0,6   0,6   0,6   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Kreekrestanten Alm en Biesbosch   NL09_15_2   SV   R8   nvt   0,55   0,3   0,6   2,5   0,14   300   25   nvt   6,0 - 8,5   70 - 120  
Stroomgebied Schelde                              
Zoom en Bleekloop   NL25_23   K   R5   nvt   0,45   geen   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Markiezaatsmeer   NL25_24   SV   M30   0,6   0,6   0,4   0,6   1,8   0,11   300 - 3000   25   0,9   6,0 - 9,0   60 - 120  
Vennen Groote Meer   NL25_28   SV   M12   0,5   0,6   geen   0,6   2   0,1   40   27   0,9   4,0 - 7,5   60 - 120  
Binnenschelde   NL25_42   SV   M30   0,6   0,5   0,4   0,55   1,8   0,11   300 - 3000   25   0,9   6,0 - 9,0   60 - 120  
Agger   NL25_44   SV   M14   0,6   0,5   0,4   0,55   1,3   0,09   200   25   0,9   5,5 - 8,5   60 - 120  
Rietkreek - Lange Water   NL25_45   SV   M14   0,6   0,5   0,4   0,55   1,3   0,09   200   25   0,9   5,5 - 8,5   60 - 120  
Stroomgebied Maas                              
Boven Mark   NL25_13   SV   R6   nvt   0,6   0,5   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Mark en Vliet   NL25_16   SV   R6   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Roode Vaart   NL25_18   K   M6b   0,6   0,6   0,6   0,6   3,8   0,25   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Beneden Donge   NL25_22   SV   R6   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Tonnekreek complex   NL25_30   SV   M14   0,6   0,5   0,4   0,55   1,3   0,09   200   25   0,9   5,5 - 8,5   60 - 120  
Aa of Weerijs   NL25_34   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Bovenloop Donge   NL25_35   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Molenkreek complex   NL25_47   SV   M30   0,6   0,5   0,4   0,55   1,8   0,11   300 - 3000   25   0,9   6,0 - 9,0   60 - 120  
Kruislandse kreken   NL25_48   SV   M14   0,6   0,5   0,4   0,55   1,3   0,09   200   25   0,9   5,5 - 8,5   60 - 120  
Oude Maasje   NL25_49   SV   R8   nvt   0,55   0,31   0,5   2,5   0,14   300   25   nvt   6,0 - 8,5   70 - 120  
Bavelse Leij   NL25_50   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Chaamse beken   NL25_51   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Strijbeekse beek   NL25_52   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Galdersche beek   NL25_54   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Bijloop - Turfvaart   NL25_57   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Molenbeek   NL25_59   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Ligne   NL25_61   SV   M14   0,6   0,5   0,4   0,55   1,3   0,09   200   25   0,9   5,5 - 8,5   60 - 120  
Merkske   NL25_62   N   R4   nvt   0,6   0,6   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Gat van den Ham   NL25_63   SV   M14   0,6   0,5   0,4   0,55   1,3   0,09   200   25   0,9   5,5 - 8,5   60 - 120  
Groote Beerze   NL27_B_1_2   SV   R5   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Kleine Beerze   NL27_B_2_2   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Rosep   NL27_B_3_2   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Beekse waterloop   NL27_BE_1_2   K   M1a   nvt   0,4   0,6   0,55   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Groote waterloop   NL27_BE_3_2   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Boven Dommel   NL27_BO_1_2   SV   R5   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Run   NL27_BO_2_2   SV   R4   nvt   0,6   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Keersop/ Beekloop   NL27_BO_3_2   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Groote Aa/ Buulder Aa   NL27_KD_1_2   SV   R5   nvt   0,55   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Witte loop/ Peelrijt   NL27_KD_3_2   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Nieuwe Leij-Pop.L-Rov.L-Voortsestroom   NL27_L_1_2   SV   R5   nvt   0,55   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Essche Stroom   NL27_L_2_2   SV   R6   nvt   0,55   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Reusel/Raamsloop/Achterste Stroom   NL27_R_1_2   SV   R5   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Spruitenstroompje/ Roodloop   NL27_R_2_2   SV   R4   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Beekse Bergen   NL27_R_3_2   K   M20   0,6   0,55   0,6   0,6   0,9   0,03   200   25   1,7   6,5 - 8,5   60 - 120  
Gender   NL27_SD_1_2   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,35   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Ekkersrijt   NL27_SD_2_2   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,35   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Hooidonkse beek   NL27_SD_3_2   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Afwateringskanaal Dommel   NL27_SD_5_2   K   M3   0,6   0,4   0,45   0,45   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Beatrixkanaal   NL27_SD_6_2   K   M6b   0,6   0,35   0,4   0,35   3,8   0,25   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Tongelreep   NL27_T_1_2   N   R5   nvt   0,6   0,6   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Zandleij   NL27_Z_1_2   K   M1a   nvt   0,4   0,6   0,55   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Broekleij   NL27_Z_2_2   K   M1a   nvt   0,4   0,6   0,55   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Wambergsche Beek   NL38_1B   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Dungense Loop   NL38_1C   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Aa van Gemert tot Den Bosch   NL38_1D   SV   R6   nvt   0,6   0,5   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Goorloop, Boerdonkse Aa en Aa van Helmond   NL38_1H   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Biezenloop   NL38_1I   K   M1a   nvt   0,6   0,58   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Kleine Wetering   NL38_2C   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Landmeersche Loop   NL38_2E   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Leijgraaf   NL38_2G   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Groote Wetering   NL38_2H   K   M3   0,6   0,6   0,6   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Beekgraaf   NL38_2I   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Peelse Loop   NL38_2J_2   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Esperloop en Snelle Loop   NL38_2K   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Aa vanaf Eeuwselse Loop tot Helmond   NL38_3G   SV   R5   nvt   0,45   0,22   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Beekerloop   NL38_3O   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Kleine Aa   NL38_3P   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Voordeldonkse Broekloop   NL38_3Q   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Aa bij Helmond   NL38_3R   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Goorloop tot aan Wilhelminakanaal   NL38_3S   SV   R5   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Bakelse Aa, Oude Aa en Kaweise Loop   NL38_4E   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Astense Aa en Soeloop   NL38_4K   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Zuid-Willemsvaart Traverse Helmond   NL38_5A   K   M6b   0,6   0,6   0,6   0,6   3,8   0,25   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Zuid-Willemsvaart in Den Bosch   NL38_5D   K   M6b   0,6   0,6   0,6   0,6   3,8   0,25   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Nieuwe Loonse Vaart   NL38_6F   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Koningsvliet en Koppelsloot   NL38_6G   K   M3   0,6   0,6   0,6   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Drongelens Kanaal   NL38_6H   K   M6a   0,6   0,6   0,6   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Dieze   NL38_6J   SV   R6   nvt   0,45   0,48   0,45   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Luisbroeksche Wetering en Hedikhuizensche Maas   NL38_6K   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Stads-Aa   NL38_6O_2   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,5   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Bossche Sloot en Vlijmensch Vensche Hoofdloop   NL38_6P   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Hertogswetering, Hoefgraaf e.a.   NL38_7D   K   M3   0,6   0,6   0,6   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Lorregraaf en andere M1 waterlopen   NL38_7F   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Munsche Wetering   NL38_7G   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Halsche Beek en Hooge Raam   NL38_8F   SV   R14   nvt   0,6   0,5   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   80 - 120  
Lage Raam gegraven   NL38_8G   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Graafse Raam, Lage Raam, Peelkanaal ea   NL38_8I   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Tochtsloot   NL38_8J   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Peelkanaal/Defensiekanaal ea   NL38_8K   K   M3   0,6   0,6   0,6   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Sambeeksche Uitwatering   NL38_8O   K   M1a   nvt   0,6   0,6   0,6   2,4   0,22   150   25   nvt   5,5 - 8,5   35 - 120  
Oploosche Molenbeek, Oeffeltsche Raam ea   NL38_8P   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
St Jansbeek   NL38_8Q   SV   R5   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Ledeackerse Beek en St Anthonisloop   NL38_8S   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Tovensche Beek   NL38_8T   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Lactariabeek   NL38_8V   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Eindhovens kanaal   NL99_5C_SD_4_2   K   M6a   0,6   0,4   0,45   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Midden - en Beneden Dommel   NL99_6_BO_BE_2   SV   R6   nvt   0,6   0,45   0,55   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Aa, Eeuwelscheloop en Kievitsloop   NL99_BRA_02_3E   SV   R4   nvt   0,45   0,33   0,55   2,3   0,11   40   18   nvt   4,5 - 8,0   50 - 100  
Loobeek en Molenbeek   NL99_LOM   SV   R5   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  
Peelkanaal   NL99_PEK   K   M3   0,6   0,35   0,6   0,6   2,8   0,15   300   25   0,65   5,5 - 8,5   40 - 120  
Kleine Dommel / Sterkselse Aa   NL99_BRA_01_KD_2_2   SV   R5   nvt   0,6   0,45   0,6   2,3   0,11   150   25   nvt   5,5 - 8,5   70 - 120  

1) N = natuurlijk, SV = sterk veranderd, K = kunstmatig

2) zomergemiddelde

3) maximum waarde

4. Grondwaterlichamen

Binnen de provincie Noord-Brabant onderscheiden we vijf grondwaterlichamen (zie figuur 3):

  • Zand-Maas
  • Slenk-diep Maas;
  • Zout grondwater in ondiepe zandlagen Schelde;
  • Zoet grondwater in dekzand Schelde;
  • Deklaag Rijn-West.

Wij volgen voor de doelstellingen voor de grondwaterlichamen de nationale wetgeving (BKMW 2015)

afbeelding "i_NL.IMRO.9930.pmwp2016-va01_0006.png"

Figuur 3. De grondwaterlichamen in de Noord-Brabantse delen van de stroomgebieden van de Maas, de Schelde en de Rijn .

Factsheets

Voor elk van de onderscheiden grondwaterlichamen is een zelfstandig leesbare factsheet opgesteld. Daarin staan onder meer de huidige kwaliteit en de maatregelen die wij nemen. De factsheets staan op het Waterkwaliteitsportaal op www.waterkwaliteitsportaal.nl.

5. Doelen overige wateren

We hebben samen met de waterschappen in 2014 doelen uitgewerkt voor de wateren in Brabant die niet zijn aangewezen als Kaderrichtlijn Water (KRW) waterlichaam. Dit zijn de zogenaamde overige wateren. Die maken circa 90% uit van het totaal aan wateren in Brabant.

De doelen voor overige wateren in Noord-Brabant zijn opgesteld op een KRW-vergelijkbare manier. De uitwerking van de doelen voor overige wateren is gebaseerd op de volgende uitgangspunten: geen ambitieverandering en geen extra rapportage- en monitoringverplichtingen. Van belang hierbij is dat we de doelen (zowel fysische chemie als biologie) voor overige wateren als een inspanningsverplichting moeten zien. Waarbij in elk geval geen achteruitgang mag optreden. Voor KRW-waterlichamen geldt een resultaatsverplichting.

Voor stedelijk water zijn vooralsnog geen doelen opgesteld omdat de ambitie nog niet altijd vast ligt. De methodiek van het project is geschikt om na vaststelling van de ambitie de biologische doelen uit te werken.

Met de doelen voor overige wateren is er een eenduidig toetsingskader. Dat kunnen de waterschappen gebruiken om vast te stellen wat de effecten zijn van het verlenen van een vergunning of van bijvoorbeeld een riooloverstort. De doelen zijn samengevat in tabel 3.

Biologische doelen

Brabant kent een grote diversiteit aan overige wateren. De volgende clusters daarvan zijn te onderscheiden: diepe plassen, ondiepe plassen, sloten en kanalen, stromende wateren, vennen en brakke wateren. Binnen de zes soorten wateren zijn de biologische doelen uitgewerkt voor alle relevante biologische aspecten. Daarbij geldt:

  • Hoogte doel afhankelijk van functie: de doelen zijn gedifferentieerd naar waterhuishoudkundige functie uit het PWP. Dit houdt in dat een water met de functie waternatuur in principe een hoger biologisch doel heeft dan bijvoorbeeld een water zonder functie.
  • Waarborg geen ambitieverandering: de hoogte van de biologische doelen is zo bepaald dat het doelbereik gelijk is aan dat in de 'Waterrapportage Noord-Brabant' van 2013. Op deze manier is gewaarborgd dat er geen sprake is van ambitieverandering.
  • Eén biologisch hoofddoel (kwaliteitselement) per soort water: als monitoring en rapportage gewenst zijn, evalueren we het biologische hoofddoel. Dit is ecologisch het meest relevant. Voor de overige biologische kwaliteitselementen zijn wel doelen afgeleid. Hierdoor is aanvullende analyse wel mogelijk.
Algemeen fysisch-chemische parameters

De kwaliteitseisen voor algemeen fysisch-chemische parameters zijn gelijk aan de gelijke typen KRW-waterlichamen.

Prioritaire en specifieke verontreinigende stoffen

Voor de kwaliteitseisen voor prioritaire en specifieke verontreinigende stoffen gelden de eisen zoals opgenomen in het Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water (BKMW 2015) en de onderliggende ministeriële regeling monitoring Kaderrichtlijn Water.

Tabel 3. Doelen voor overige wateren

cluster   type       functie PWP   fytoplankton   overige waterflora  
          chlorofyl-a   bloeien   groeivormen   soortensamenstelling   fytobenthos  
diepe plassen   M16, M17, M18        -   0.50 (alleen M16)   0,20   -    0,20      
ondiepe plassen   M11, M14, M25   A   Waternatuur/Water voor de EHS   0,40   0,40   0,30   0,25    -  
        B   Overig   0,40   0,40   0,20   0,20    -  
sloten en kanalen   M01A, M01B, M02, M03, M08, M09, M10   A   Waternatuur of verweven       -   0,30   0,35    -  
    B   Overig        -   0,20   0,20    -  
stromend   R03, R04   A   Waternatuur of Water voor de EHS                -   0,60  
    B   Overig                -   0,40  
vennen   M12, M13, M26   A   Waternatuur        -   0,40   0,50   0,60  
    B   Overig        -   0,30   0,25   0,60  
brakke wateren   M30                -   0,20   0,20    -  

biologisch hoofddoel (voorkeurs kwaliteitselement)  
overige biologische kwaliteitselemente  

Bijlage 4. Normen regionale wateroverlast

Landelijk zijn er afspraken gemaakt over normen voor regionale wateroverlast. Voor natuur (de EHS inclusief de ecologische verbindingszones), voor beekdalen en voor waterbergingsgebieden zijn geen normen vastgesteld. In Noord-Brabant gelden aanvullend hierop een aantal uitzonderingen op de normen. De normen en uitzonderingen zijn vastgelegd in de Verordening water:

  • A. Gebieden waarvoor geen norm is vastgesteld
    • 1. Buitendijkse gebieden langs regionale wateren, zoals Mark en Dintel.
  • B. Gebieden waarvoor een lagere norm geldt
    • 1. Gebieden die niet aan de landelijke norm voldoen en waarvoor we geen maatregelen treffen, omdat de kosten ervan niet in verhouding staan tot de baten of omdat de maatregelen strijdig zijn met vigerend beleid. Het gaat onder meer om gebieden met gestremde lozingen en voormalige vennen.
    • 2. Gebieden waarvoor als totaal een afwijkende norm geldt die aansluit bij de aard van het gebied. Het kan bijvoorbeeld gaan om een beekdal met een beschermingsniveau van 1/10. De graslandpercelen in dit beekdal voldoen dan wel aan de landelijke norm, maar de bouwlandpercelen niet.
  • C. Gebieden waarvoor een hogere norm geldt
    • 1. Gebieden waarvoor bestuurlijk een hoger beschermingsniveau is afgesproken dan de landelijke basisnorm.

Bijlage 5. Afkortingen

3 P's   people, planet, profit  
BKMW   Besluit Kwaliteitseisen en Monitoring Water  
BZV   Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij  
CUMELA   Brancheorganisatie voor ondernemers in groen, grond en infra  
DHZ   Deltaplan Hoge Zandgronden  
ECN   Energieonderzoek Centrum Nederland  
EHS   Ecologische Hoofd Structuur  
EVZ's   Ecologische Verbindingszones  
GEP   Goed Ecologisch Potentieel  
GET   Goede Ecologische Toestand  
GGB   gebiedsgericht grondwaterbeheer  
GGOR   Gewenste Grond- en Oppervlaktewater Regime  
GS   Gedeputeerden Staten  
I&M   ministerie van Infrastructuur & Milieu  
IBT   interbestuurlijk toezicht  
INTERREG   Europees Fonds  
IPO   Inter Provinciaal Overleg  
KRW   Kaderrichtlijn Water  
MER   Milieueffectrapportage  
MIRT   Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport  
NoM   Nul-op-de-Meter renovatie  
NSL   Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit  
OP-Zuid   Europees Fonds  
PAS   Programmatische Aanpak Stikstof  
PMV   Provinciale Milieuverordening  
PMWP   Provinciaal Milieu en Waterplan  
POP3   Plattelands Ontwikkelings Programma 3  
PWP   Provinciaal Waterplan  
RBML   Regeling Burgerluchthavens en Militaire Luchthavens  
STRONG   Structuurvisie Ondergrond  
Svro   Structuurvisie ruimtelijke ordening  
TNO   toegepast-natuurwetenschappelijk onderzoek  
VTH   vergunningsverlening, toezicht en handhaving  
WABO   Wet Algemene bepalingen Omgevingsrecht  
Wbb   Wet bodembescherming  
Wgv   Wet geurhinder en veehouderij  
WHVBZ   Wet hygiëne en veiligheid badinrichtingen en zwemgelegenheden  
Wro   Wet ruimtelijke ordening  
ZLTO   Zuidelijke Land- en Tuinbouw Organisatie