Buitengebied Dodewaard en Echteld

Status: Geconsolideerde versie
Identificatie: NL.IMRO.1740.bpDOECbuitengebied-onh1
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 17 Bedrijf - Zandwinning

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf - Zandwinning aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. de administratie en het beheer van een bedrijf, gericht op de winning ter plaatse van en de handel in zand en grind;

  2. bijbehorende voorzieningen, waaronder begrepen parkeer-, groen- en nutsvoorzieningen.

 

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Algemeen

Op de gronden met de bestemming Bedrijf - Zandwinning mogen uitsluitend worden gebouwd:

  1. een kantoorgebouw met bijbehorende voorzieningen binnen het bouwvlak;

  2. installaties en werkplaatsen ten behoeve van het winnen, opslaan en/of sorteren van ter plaatse te winnen klei, zand en grind;

  3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de bestemming, waaronder begrepen verwijsborden, terreinafscheidingen, tuinmuren en vrijstaande antennemasten.

 

17.2.2 Kantoorgebouw

Bij de bouw van het in lid 17.2.1 sub a bedoelde kantoorgebouw mag de goothoogte niet meer bedragen dan 6 m en de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.

 

17.2.3 Bedrijfsgebouw

Bij de bouw van de in lid 17.2.1 sub b bedoelde bedrijfsgebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  1. de bouwhoogte van de werkplaatsen mag niet meer bedragen dan 8 m.

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij de bouw van de in lid 17.2.1 sub c bedoelde overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen, tuinmuren en pergola’s mag niet meer bedragen dan 2,50 m;

  2. de bouwhoogte van vrijstaande antennemasten mag niet meer bedragen dan 15 m.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

  1. Binnen de bestemming Bedrijf - Zandwinning is het gebruik van de gronden ten behoeve van het sorteren en/of opslaan van ter plaatse gewonnen klei, zand en grind toegestaan, zolang dit in verband met de winning van die delfstoffen noodzakelijk is en redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat de installaties, de werkplaatsen en de gewonnen delfstoffen naar elders worden afgevoerd.

 

  1. De in lid 17.2.1 sub b bedoelde werkplaatsen dienen binnen 6 maanden na het tijdstip waarop feitelijk gebruik ten behoeve van het storten respectievelijk het opslaan van de ter plaatse gewonnen delfstoffen is geëindigd, te zijn verwijderd.