Buitengebied Dodewaard en Echteld

Status: Geconsolideerde versie
Identificatie: NL.IMRO.1740.bpDOECbuitengebied-onh1
Plantype: gemeentelijke overheid/bestemmingsplan

Artikel 40 Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied

 

40.1 Bestemmingsomschrijving

 

40.1.1 Algemeen

De voor Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied aangewezen gronden, voor zover het niet betreft een bouwvlak als bedoeld in artikel 5 en artikel 6 en voor zover het niet betreft gronden als bedoeld in artikel 6, zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, bestemd voor behoud en herstel van de cultuur-historische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden.

 

40.1.2 Cultuurhistorische waarden

Tot de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de in lid 40.1.1 bedoelde gronden worden gerekend:

  1. reliëf: de ruggen, geulen, dijken, kaden en huisterpen;

  2. waterhuishouding: de contouren van de waterpartijen;

  3. verkaveling: de tracés en patronen van de kavelgrenzen, wegen en waterlopen;

  4. bebouwing: de locaties van de bebouwing, zoals deze op de desbetreffende gronden voorkomen, dan wel uit historische bronnen bekend zijn.

 

 

40.2 Bouwregels

Op de gronden met de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied mogen uitsluitend worden gebouwd bouwwerken, voor zover deze zijn toegestaan voor de in lid 40.1.1 bedoelde, eveneens voor deze gronden aangegeven, andere bestemmingen, mits hierbij de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheid tot het herstel van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.

 

 

40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

40.3.1 Algemeen

Het is verboden binnen de dubbelbestemming Waarde - Cultuurhistorisch waardevol gebied, voor zover de desbetreffende gronden tevens zijn aangewezen voor de bestemmingen Agrarisch met waarden - 1 of Natuur en voor zover dit niet betreft de agrarische bouwvlakken, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  1. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;

  2. het aanleggen, verbreden en/of verharden van wegen en paden, en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;

  3. het graven, verbreden, verdiepen of dempen van waterpartijen en watergangen.

 

40.3.2 Geen omgevingsvergunning vereist

Het in lid 40.3.1 vervatte verbod geldt niet voor:

  1. werken en werkzaamheden binnen het kader van het normale onderhoud, beheer of herstel van de functies, die het plan aan de gronden toekent;

  2. werken en werkzaamheden, voor zover daarvoor, op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, reeds een vergunning is verleend ingevolge de Ontgrondingenwet;

  3. werken en werkzaamheden die ten tijde van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren;

  4. werken en werkzaamheden die zijn bedoeld om de directe gevolgen van calamiteiten of plagen te beperken;

  5. werken en werkzaamheden ten aanzien waarvan door het bevoegd gezag is medegedeeld dat deze, wat aard en omvang betreft, van zodanige ondergeschikte betekenis zijn, dat voor de uitvoering daarvan geen omgevingsvergunning wordt vereist.

 

40.3.3 Verlenen omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning, zoals bedoeld in lid 40.3.1, kan alleen worden verleend indien uit een nader onderzoek is gebleken dat hierdoor de cultuurhistorische waarden die eigen zijn aan de desbetreffende gronden, of de mogelijkheden tot het herstel van deze waarden, niet blijvend onevenredig worden geschaad.