Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Otterspoorbroek 2 in Breukelen
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1904.BPOttersprbrk2BKL-OW01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.xxxx.yyyyyyyy-VO01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).

1.2 Plan:

het bestemmingsplan X van de gemeente X.

1.3 Verbeelding:

de analoge en digitale voorstelling van de in het plan opgenomen digitale ruimtelijk informatie met nummer NL.IMRO.xxxx.yyyyyyyy-VO01.

1.4 Aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een dienstverlenend beroep dat op kleine schaal in een woning en/of aangebouwd ondergeschikt gebouw wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de betreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.5 Aan- en uitbouw:

een onderdeel van een hoofdgebouw dat in ruimtelijk opzicht ondergeschikt is aan de hoofdvorm.

1.6 Aanduiding:

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.7 Aanduidingsgrens:

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.8 Achtererf:

het achter de woning gelegen gedeelte van het erf, voor zover gelegen achter de achtergevel en het verlengde daarvan en tussen de zijdelingse perceelgrenzen.

1.9 Achtergevel:

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel.

1.10 Afwijking van de bouwregels en/of gebruiksregels:

een afwijking zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder c van de Wet ruimtelijke ordening.

1.11 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingsoppervlak:

een op de verbeelding aangegeven oppervlak dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak dat op het bouwperceel rust dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 Bebouwingspercentage:

een op de verbeelding of in de planregels aangegeven percentage, dat de maximaal bebouwde oppervlakte binnen het bouwvlak of bestemmingsvlak aangeeft.

1.14 Bedrijf:

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen.

1.15 Bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.16 Bedrijfsruimte:

een ruimte die onderdeel is van een gebouw en die dient voor de uitoefening van een bedrijf.

1.17 Bedrijfsvloeroppervlakte (b.v.o.):

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf, een bedrijfsmatige activiteit aan huis, inclusief opslag en administratieruimten.

1.18 Bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.

1.19 Bestaand:

  1. bij gebruik: het gebruik zoals aanwezig op het moment van inwerkingtreding van het plan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  2. bij bouwwerken: de legaal aanwezige bebouwing die op het moment van de terinzagelegging van het ontwerpplan bestaat of wordt gebouwd.

1.20 Bestaand gebruik:

het op het tijdstip van het inwerking treden van het plan aanwezige gebruik.

1.21 Bestaande bouwwerken:

bouwwerken, die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan zijn of worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.22 Bestemmingsgrens:

De grens van een bestemmingsvlak.

1.23 Bestemmingsvlak:

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.24 Bevoegd gezag:

bevoegd gezag als bedoeld in artikel 2.4 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.25 Bijgebouw:

een, al dan niet vrijstaand, gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw en niet gebruikt mag worden voor bewoning.

1.26 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een standplaats.

1.27 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.28 Bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.29 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar be-horende, bebouwing is toegelaten.

1.30 Bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel.

1.31 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.32 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.33 Buitenopslag:

het opslaan, of opgeslagen houden van voorwerpen, stoffen of producten en andere materialen op de onbebouwde gronden van de bedrijfspercelen, daaronder mede begrepen de uitstalling ten verkoop, verhuur en dergelijke.

1.34 Dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw of bouwwerk.

1.35 Eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond.

1.36 Eerste verdieping:

de tweede bouwlaag van een hoofdgebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen.

1.37 Erf:

al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.38 Erfgrens:

de grens van een erf.

1.39 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.40 Gebruiken:

gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.41 Handel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen en/of bedrijven die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending al dan niet in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.42 Kap:

een dakafdekking onder een hoek van meer dan 5 graden met het horizontale vlak.

1.43 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de bijlage 'Staat van Bedrijfsactiviteiten’, ontleend aan de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering', genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woning met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend.

1.44 Maaiveld:

het oppervlak (of de gemiddelde hoogte daarvan) van het land of de bovenkant van het terrein dat een bouwwerk omgeeft.

1.45 Nadere eis:

een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6 lid 1 onder d van de Wet ruimtelijke ordening.

1.46 Nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceer-stations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.

1.47 Omgevingsvergunning:

een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 1.1, lid 1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.48 Onderbouw:

een bouwlaag, afgedekt door een vloer, die geheel of gedeeltelijk is gelegen beneden peil.

1.49 Opslag:

het bewaren van goederen, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van pro-ductie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.

1.50 Overkapping:

een bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een bouwwerk geen gebouw zijnde, bestaande uit een slechts van boven afgesloten ruimte van lichte constructie die niet of slechts gedeeltelijk met wanden is omgeven, waaronder in ieder geval een carport wordt verstaan.

1.51 Peil:

  1. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan de weg en voor dijkbebouwing: de hoogte van de kruin van de weg;
  2. voor andere gevallen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  3. als in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.

1.52 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.53 Rooilijn:

de vanwege burgemeester en wethouders, zo nodig in het terrein, aangewezen lijn, welke op een zoveel mogelijk gelijkmatige afstand evenwijdig aan de as van de weg is gelegen en die:
  1. bij bestaande bebouwing zoveel mogelijk aansluit aan de ligging van de naar de wegzijde gekeerde gevels van deze bebouwing;
  2. bij het ontbreken van bestaande bebouwing is gelegen op een afstand van ten minste 10 m uit de as van de weg.
 

1.54 Ruimtelijke kwaliteit:

de kwaliteit van de ruimte als bepaald door de gebruikswaarde, belevingswaarde en toekomstwaarde van die ruimte.

1.55 Speelvoorziening:

attributen voor sport en spel, vooral op en rond kinderspeelplaatsen en trapveldjes.

1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten:

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen.

1.57 Verdieping:

een bouwlaag die is gelegen boven de eerste bouwlaag welke is gelegen op de begane grond.

1.58 Voorgevel:

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien een perceel met meerdere zijden aan een weg grenst, de als zodanig door burgemeester en wethouders aan te wijzen gevel.

1.59 Werkplaats:

een vrijstaand of aangebouwd gebouw of een gedeelte van een gebouw waar constructiewerkzaamheden ten behoeve van het aannemersbedrijf en reparatie- en onderhoudswerkzaamheden aan materieel van de drie bedrijfsonderdelen verricht kunnen worden.

1.60 Wijzigingsbevoegdheid:

de bevoegdheid van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan te wijzigen zoals bedoeld in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.

1.61 Windturbine:

een bouwwerk ten behoeve van de opwekking van windenergie.

1.62 Wonen:

het leven in een permanent dag- en nachtverblijf alwaar een huishouden wordt gevoerd.

1.63 Woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

1.64 Woonhuis:

een gebouw, hetzij vrijstaand, hetzij aaneengebouwd, dat slechts één woning omvat.

1.65 Zijerf:

gedeelte van het erf dat aan de zijkant en achter het verlengde van de voorgevel van het gebouw is gelegen.

1.66 Zijgevel:

de naar de zijkant(en) van het erf toegekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Lengte, breedte en diepte van gebouwen

tussen de buitenwerkse gevelvlakken, tot het hart van scheidsmuren;

2.2 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.3 De goothoogte van een bouwwerk:

van de horizontale snijlijn van elk dakvlak met elk daaronder gelegen gevelvlak of scheidsmuur tot aan het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte bouwperceel;

2.4 De inhoud van een bouwwerk:

tussen buitenwerkse gevelvlakken, harten van scheidsmuren, buitenzijden van dakvlakken, erkers, dakkapellen en loggia's en bovenzijde van beganegrondvloeren;

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk:

van het hoogste punt tot aan het gemiddelde peil van het aansluitende afgewerkte bouwperceel, met dien verstande, dat antennes, schoorstenen, lichtkappen, en andere ondergeschikte technische installaties niet meegerekend worden;

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor 'Bedrijven' (B) bestemd:
  1. voor bedrijven die in de van deze regels deel uitmakende bijlage I 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving, met dien verstande dat onder bedrijven niet zijn begrepen:
    1. detailhandelsbedrijven, en;
    2. bedrijven die zijn aangewezen als inrichtingen die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken, krachtens bijlage I van het Besluit omgevingsrecht (Bor);
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'timmerbedrijf' (t) tevens voor een timmerbedrijf;
    2. 'aannemingsbedrijf' (a) tevens voor een aannemingsbedrijf;
    3. 'zeilmakerij' (z) tevens voor een zeilmakerij;
    4. 'detailhandel in hout en steengoed' (dhh) tevens voor detailhandel in tuininrichting in hout en steengoed, zoals sierbestrating, erfafscheidingen, blokhutten, tuinmeubels, waterornamenten en kleine speeltoestellen;
die in maximaal de van deze regels deel uitmakende bijlage I 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 3, uitsluitend indien en voor zover het gedeelte van de gronden als zodanig wordt gebruikt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan, en
    1. 'reparatiebedrijf landbouwmachines- en werktuigen' (rlw), tevens voor een reparatiebedrijf voor landbouwmachines en landbouwwerktuigen, dat in maximaal de van deze regels deel uitmakende bijlage I 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is aangeduid als categorie 4, uitsluitend indien en voor zover het gedeelte van de gronden als zodanig wordt gebruikt ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening' (dv) tevens voor dienstverlening;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' (dh) tevens voor detailhandel van in het bedrijf voortgebrachte producten;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'ambachtelijk' (ab) uitsluitend voor een ambachtelijke bedrijfsvoering;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'hoveniersbedrijf' (hb) uitsluitend een hoveniersbedrijf dat in de van deze regels deel uitmakende bijlage I 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is aangeduid als maximaal categorie 3;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' (o) uitsluitend voor inpandige opslag, dat in maximaal de van deze regels deel uitmakende bijlage I 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' is aangeduid als categorie 3;
  6. voor bij een en ander behorende opslag-, los-, laad- en parkeerplaatsen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
3.2.1 Algemeen
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in artikel 8.1 'Hoogteaanduidingen'.
  3. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  4. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;
  5. de goothoogte en hoogte van bedrijfsgebouwen mogen niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven, onverminderd het bepaalde in dit lid onder f, g, k en I;
  6. bedrijfsgebouwen worden van een kap voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 15° en niet meer dan 50° mag bedragen, onverminderd het bepaalde artikel 3.2.2 sub e.
3.2.2 Bedrijfswoning
  1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is 1 bedrijfswoning toegestaan;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
  3. de hoogte mag niet meer dan 10 m bedragen;
  4. de inhoud mag niet meer dan 600 m³ bedragen;
  5. de bedrijfswoning dient van een kap te worden voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 30° en niet meer dan 60° mag bedragen.
3.2.3 Bijgebouwen
  1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen mag per bedrijfswoning niet meer dan 50 m² bedragen;
  2. de goothoogte mag niet meer dan 3 m bedragen;
  3. de hoogte mag niet meer dan 5 m bedragen.
3.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  1. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak de hoogte niet meer dan 6 m mag bedragen;
3.2.5 Opslag
  1. de hoogte van niet inpandige opslag mag niet meer bedragen dan 4 m.

3.3 Afwijken van de bouwregels

 
3.3.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de bouwregels en ontheffing verlenen van het bepaalde:
  1. in artikel 3.2.1 sub d voor een bebouwingspercentage dat niet meer dan 10% hoger is dan het op de kaart aangegeven percentage;
  2. in artikel 3.2.2 sub b voor een goothoogte van bedrijfswoningen van niet meer dan 4,5 m;
  3. in artikel 3.2.2 sub e en artikel 3.2.3 sub c voor het plat afdekken van bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen;
  4. op de kaart voor het vergroten van bouwvlakken met niet meer dan 15%.
3.3.2 Procedure
Bij het verlenen van de afwijking als bedoeld in artikel 3.3.1 wordt de procedure gevolgd, die is opgenomen in artikel 11 'Algemene procedureregels'.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 9.2 sub a wordt in ieder geval gerekend het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik, met uitzondering van:
  1. goederen, die ter plaatse worden vervaardigd en bewerkt mits ondergeschikt onderdeel uitmakend van de totale bedrijfsactiviteiten, niet zijnde detailhandel in textiel, schoeisel en lederwaren, voedings- en genotmiddelen en huishoudelijke artikelen;
  2. goederen, waarvan de verkoop deel uitmaakt van de normale dienstverlening van een herstel- of installatiebedrijf, dan wel goederen die worden verkocht in een kantine aan de eigen werknemers;
  3. grondstoffen en halffabrikaten ten behoeve van industrie en nijverheid;
  4. goederen ten behoeve van de uitoefening van een landbouwbedrijf, veeteeltbedrijf dan wel tuinbouwbedrijf.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Afwijkingsbevoegdheid hogere categorie
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan algemeen toelaatbaar, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten';
  2. artikel 3.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten'.
3.5.2 Procedure
Bij het verlenen van de afwijking als bedoeld in artikel 3.5.1 wordt de procedure gevolgd, die is opgenomen in artikel 11 'Algemene procedureregels'.

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

3.6.1 Wijzigingsbevoegdheid 'Staat van bedrijfsactiviteiten'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de van deze regels deel uitmakende 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, dan wel een niet in de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' voorkomend bedrijfstype kan worden toegevoegd indien en voor zover het toe te voegen bedrijf naar aard en invloed op de omgeving gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de algemeen toelaatbare categorieën van de 'Staat van Bedrijfsactiviteiten', mits:
  1. het toe te voegen bedrijfstype geen detailhandel- of horecabedrijven betreft, en;
  2. het toe te voegen bedrijfstype geen opslag van goederen in de open lucht inhoudt of met zich meebrengt.
3.6.2 Wijzingsbevoegdheid naar 'Wonen'
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) kunnen burgemeester en wethouders de bestemming 'Bedrijf' wijzigen in de bestemmingen 'Wonen ' (artikel 6) 'Tuin ' (artikel 5) en 'Erf ' (artikel 4), uitsluitend indien voortzetting van het betreffende bedrijf redelijkerwijs niet meer mogelijk is en met dien verstande dat:
  1. wijziging wordt toegepast indien de verandering in gebruik van gronden of gebouwen, dan wel verandering van de bebouwing of delen daarvan bijdraagt aan het behoud of herstel van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke, dan wel cultuurhistorische waarden van de gronden en bouwwerken;
  2. de op de kaart aangegeven bouwgrenzen en de bebouwingspercentages gehandhaafd blijven;
  3. op gronden die door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bestemming 'Wonen ', 'Tuin ' en 'Erf ' hebben gekregen het bepaalde in de artikelen 6, 5 en 4 van overeenkomstige toepassing zijn, met dien verstande, dat de hoogte niet meer dan 10 m en de goothoogte niet meer dan 5,5 m mogen bedragen en het gestelde ten aanzien van de dakhelling niet van toepassing is;
  4. voor zover de in deze wijzigingsbevoegdheid begrepen gronden zijn gelegen binnen een zone, als bedoeld in artikel 74 van de Wet geluidhinder, mag het wijzigingsbesluit eerst worden vastgesteld indien is aangetoond, dat is voldaan aan de eisen van de Wet geluidhinder of de daarop berustende besluiten.

Artikel 4 Erf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor 'Erf' (E) zijn bestemd voor erven.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:
  1. aan-, uitbouwen en bijgebouwen;
  2. schotelantennes, vlaggenmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde als bedoeld in artikel 8.1 'Hoogteaanduidingen'.
4.2.2 Bouwen
Voor het bouwen als bedoeld in artikel 4.2.1, gelden de volgende bepalingen:
  1. van de gronden als bedoeld in artikel 4.1 van de bijbehorende woning mag niet meer dan 50% worden bebouwd tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 50 m²;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'extra bebouwing' (eb) mogen, in afwijking van het bepaalde onder a, de gronden als bedoeld in artikel 4.1 worden bebouwd met aan- en bijgebouwen tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 100 m², dan wel tot niet meer dan het aantal vierkante meters dat op de plankaart staat aangegeven;
  3. aan de achtergevel van de bijbehorende woning mogen aan- en uitbouwen worden gebouwd, waarvan:
    1. de breedte de breedte van de achtergevel mag beslaan;
    2. de diepte niet meer bedraagt dan 3 m achter de achtergevel van de bijbehorende woning, zoals die bestond ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
    3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de woning, en deze goothoogte als maximale hoogte geldt indien de aanbouw met een plat dak wordt uitgevoerd, en;
    4. indien het dak met een kap wordt uitgevoerd, de dakhelling niet meer graden mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
  4. aan de zijgevel mogen, op niet minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de woning, aan- of uitbouwen worden gebouwd, waarvan:
    1. de breedte niet meer mag bedragen dan de helft van de voorgevel van de bijbehorende woning met dien verstande dat de breedte tenminste 3 m mag bedragen;
    2. de diepte niet meer mag bedragen dan breedte van de zijgevel van de bijbehorende woning;
    3. de goothoogte niet meer bedraagt dan 0,25 m boven de eerste bouwlaag van de woning, en deze goothoogte als maximale hoogte geldt indien de aanbouw met een plat dak wordt uitgevoerd, en;
    4. indien het dak met een kap wordt uitgevoerd, de dakhelling niet meer graden mag bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
  5. van vrijstaande gebouwen mag de goothoogte niet meer dan 3 m en de hoogte niet meer dan 5 m bedragen, waaronder begrepen ten hoogste 1 kaplaag, tenzij op de plankaart anders is aangegeven;
  6. indien het dak van vrijstaande gebouwen met een kap wordt uitgevoerd, mag de dakhelling niet meer graden bedragen dan de dakhelling van de bijbehorende woning;
  7. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan in artikel 28 "Hoogteaanduidingen" staat aangegeven.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige eenheid van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
  2. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen, met betrekking tot bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.

4.4 Afwijken van de bouwregels

 
4.4.1 Afwijken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van de bouwregels en ontheffing te verlenen van het bepaalde in artikel 4.2.2 sub a voor een gezamenlijk oppervlakte van aan- en bijgebouwen per woning, voor zover het gronden betreft die op de kaart niet nader met de aanduiding 'extra bebouwing' (eb) zijn aangegeven, tot een gezamenlijke oppervlakte van niet meer dan 70 m², mits de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige eenheid van de gebouwde omgeving niet worden aangetast en de extra bebouwing een behoorlijke afstemming krijgt op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende ruimte.
4.4.2 Procedure
Bij het verlenen van een ontheffing als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt de procedure gevolgd, die is
opgenomen in artikel 11 'Algemene procedureregels'.

4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in artikel 9.2 sub a wordt in ieder geval gerekend:
  1. het gebruik als opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden;
  2. het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen en waren bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
  3. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen;
  4. het bedrijfsmatig beoefenen of laten beoefenen van de ruiter-, zwem- of tennissport, dan wel het bedrijfsmatig exploiteren of laten exploiteren van zwembaden en sauna's;
  5. het gebruik van bijgebouwen als recreatieve nachtverblijfsruimte;
  6. het opslaan of opgeslagen hebben in enigerlei vorm van goederen en materialen van welke soort dan ook, waaronder puin en afvalstoffen, anders dan ter plaatse noodzakelijk gedurende een bepaalde termijn voor de realisatie enlof handhaving van de voor de gronden geldende bestemmingen;
  7. het aanwezig of opgeslagen hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, anders dan voor het normale gebruik voor wonen, dan wel onderdelen daarvan;
  8. het bedrijfsmatig stallen of laten stallen van (klein)vee;
tenzij het onder a tot en met h vermelde gebruik wordt uitgeoefend ten behoeve van een aan-huis-verbonden-beroep of kleinschalig bedrijfsmatige activiteit als bedoeld in artikel 6.4.1.

Artikel 5 Tuin

5.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de kaart aangewezen voor 'Tuin' (T) zijn bestemd voor tuinen;

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend aan- of uitbouwen worden gebouwd aan de voorgevel van de woning, mits:
  1. de breedte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan 2/3 deel van de voorgevel van de woning waaraan wordt gebouwd;
  2. de hoogte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de woning waaraan wordt gebouwd,
  3. de diepte van de aan- of uitbouw niet meer bedraagt dan 1,50 m, en;
  4. een minimaal 4 m diepe voortuin resteert.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

Deze gronden op de kaart aangewezen voor 'Wonen' zijn bestemd voor:
  1. wonen, en;
  2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt voor ijs en frisdrank' een verkooppunt voor ijs en frisdrank voor niet meer dan 20% van het woonvloeroppervlak van de betreffende

6.2 Bouwregels

6.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming worden gebouwd:
  1. woningen, aan- en uitbouwen;
  2. vlaggenmasten en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als bedoeld in artikel 8.1 'Hoogteaanduidingen'.
  3. het bestemmingsvak mag voor 100% worden bebouwd;
  4. de goothoogte en hoogte van woningen en aan- en uitbouwen mogen niet meer bedragen dan op de kaart is aangegeven;
  5. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan in artikel 8.1 'Hoogteaanduidingen' staat aangegeven.
6.2.2 Woningen
  1. woningen mogen uitsluitend niet-gestapeld worden gebouwd;
  2. het aantal woningen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan 1;
  3. woningen worden van een kap voorzien, waarvan de dakhelling niet minder dan 25° en niet meer dan 60° mag bedragen.

6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ter bevordering van de ruimtelijke kwaliteit en de stedenbouwkundige eenheid van de gebouwde omgeving nadere eisen stellen aan:
  1. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de visuele en functionele kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte;
  2. de plaats, positie, afmeting en nokrichting van bebouwing ten behoeve van een behoorlijke afstemming op de gebruikswaarde van belendende panden en percelen, met betrekking tot bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.

6.4 Specifieke gebruiksregels

6.4.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Van de gezamenlijke vloeroppervlakte van een woning en daarbij behorende aanbouwen en bijgebouwen op gronden met de bestemming 'Wonen ' (artikel 6) en 'Erf ' (artikel 4) mag:
  1. ten hoogste 30% tot een maximum van 50 m², en
  2. in een woning van 600 m³ of meer ten hoogste'30% tot een maximum van 70 m² worden gebruikt ten behoeve van aan huis gebonden beroepen, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en praktijkruimte, mits:
    1. het betreft bedrijven:
      1. die niet milieuvergunningplichtig zijn of meldingsplichtig als bedoeld in artikel 8:40 Wm, en
      2. die in de van deze voorschriften deel uitmakende bijlage I 'Staat van Bedrijfsactiviteiten' zijn aangeduid als categorie 1 en 2, dan wel daarmee gelijk kunnen worden gesteld wat betreft hun gevolgen voor de omgeving;
    2. het betreft niet-publieksgerichte bedrijfsvormen;
    3. het geen horeca en geen detailhandel betreft;
    4. geen buitenopslag ten behoeve van het bedrijf plaatsvindt, en;
    5. in de omgeving van het betreffende bedrijf geen onevenredige vergroting van de verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
      1. het parkeren ten behoeve van de bedrijfsmatige activiteiten zoveel mogelijk op eigen terrein dient plaats te vinden, en;
      2. behoudens in- en uitladen, geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond het bedrijf mogen plaatsvinden;
    6. de woning niet gedeeltelijk reeds voor een andere functie dan wonen wordt gebruikt.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

6.5.1 Aan-huis-verbonden-beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd vrijstelling te verlenen van het bepaalde in artikel 6.4.1, ten behoeve van het gebruik ten behoeve van aan huis gebonden beroep, kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en praktijkruimte tot een vloeroppervlakte van 45% tot een maximum van 65 m², en voor woningen groter dan 600 m³ tot een vloeroppervlakte van 45% tot een maximum van 85 m² mits:
  1. het gebruik geen ernstige c.q. onevenredige hinder voor de omgeving oplevert en geen afbreuk doet aan het landelijk karakter van de omgeving;
  2. het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  3. geen detailhandel en geen horeca plaatsvindt;
  4. aan de overige, in artikel 6.4.1, onder b.1 tot en met 5 gestelde eisen wordt voldaan.
6.5.2 Procedure
Bij het verlenen van vrijstelling als bedoeld in artikel 6.5.1, wordt de procedure gevolgd, die is
opgenomen in artikel 11 'Algemene procedureregels'.

3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Hoogteaanduidingen

De maximaal toelaatbare hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag - tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - ten hoogste bedragen:

 
 Bouwwerken, geen gebouw zijnde 
a.van erf- en terreinafscheidingen op grondenmet de bestemming 'Tuin'1 m
b.van erf- en terreinafscheidingen elders2 m
c.van lichtmasten9 m
d.van overig straat meubilair6 m
e.van speeltoestellen5 m
f.
van antennes en masten ten behoeve van telecommunicatie, niet
zijnde schotelantennes
15 m
g.
van schotelantennes
6 m
h.van tuinmeubilair2 m
i.van kunstobjecten6 m
j.van vlaggenmasten6 m
k.van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde3 m

Artikel 9 Algemene gebruiksregels

9.1 Algemeen gebruiksverbod

Het is verboden op een terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die ter plaatse niet meer met de voorschriften zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de voorschriften bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog
zou worden vergroot.

9.2 Strijdig gebruik

  1. Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te doen of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze strijdig met het in dit plan bepaalde.
  2. Tot een gebruik van gronden en bouwwerken strijdig met de bestemming, zoals bedoeld in lid 1, wordt in ieder geval gerekend:
    1. het gebruik of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor raam- en straatprostitutie alsmede voor seksinrichtingen en sekswinkels;
    2. het gebruik of laten gebruiken van gronden als landings- of opstijgplaats voor helicopters en andere voertuigen;
    3. het gebruik of laten gebruiken voor opslag, los- of laadplaats ten behoeve van handelsdoeleinden;
    4. het aanwezig of opgeslagen (laten) hebben van één of meer aan hun gebruik onttrokken, gerede dan wel onklare machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, dan wel onderdelen daarvan;
    5. het bedrijfsmatig (laten) verkopen of ten verkoop (laten) aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
    6. het bedrijfsmatig ten behoeve van derden (laten) vervaardigen of (laten) herstellen van goederen;
    7. het (laten) gebruiken als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en
    8. verblijfsmiddelen, en als kampeerterrein;
    9. het gebruik als standplaats voor onderkomens.
  3. het in lid b onder 2 tot en met 7 bedoelde is niet van toepassing voor zover het gebruik past binnen de bestemming waarvoor de gronden zijn aangewezen.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in het plan bepaalde voor:
  1. de bouw van utilitaire bouwwerken, waaronder transformatorhuisjes, gasdrukregel- en meetstations en gemalen, met inachtneming van de volgende regels:
    1. de oppervlakte mag niet meer dan 25 m² bedragen;
    2. de goothoogte mag niet meer dan 3,5 m bedragen;
    3. de hoogte mag niet-meer dan 6 m bedragen;
  2. het afwijken van de voorgeschreven goothoogte en hoogte van woningen met ten hoogste 50 cm;
  3. het afwijken van de voorgeschreven inhoudsmaten van woningen met ten hoogste 5%;
  4. de bouw van antenne-inrichtingen op voor bebouwing bestemde gronden, met uitzondering van gronden binnen de bestemming Landgoed, tot een hoogte van niet meer dan 15 m.

Artikel 11 Algemene procedureregels

Op de voorbereiding van een besluit tot het verlenen van vrijstelling of wijziging van het bestemmingsplan als bedoeld in deze voorschriften is de hierna geregelde procedure van toepassing:
  1. het ontwerpbesluit ligt gedurende 4 weken ter gemeentesecretarie ter visie;
  2. voorafgaand aan de tervisielegging maken burgemeester en wethouders in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen en op digitale wijze bekend dat het ontwerpbesluit ter visie ligt;
  3. in de kennisgeving wordt vermeld waar en wanneer de stukken ter inzage zullen liggen, wie in de gelegenheid wordt gesteld van hun zienswijze te doen blijken en op welke wijze dit kan geschieden;
  4. gedurende de onder a genoemde termijn kunnen belanghebbenden bij burgemeester en wethouders schriftelijk of mondeling zienswijzen naar voren brengen met betrekking tot het ontwerpbesluit;
  5. burgemeester en wethouders nemen een met redenen omkleed besluit en doen daarvan mededeling aan hen die zienswijzen naar voren hebben gebracht.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van de beheersverordening, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheerverordening, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met de beheersverordening strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met de beheersverordening strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van de beheersverordening voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  

Artikel 13 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan 'Otterspoorbroek 2 in Breukelen'.
 
Behoort bij het besluit van de raad van de gemeente Stichtse Vecht van ..............