direct naar inhoud van Regels
Plan: De Haven
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1930.BPDELDEHAVEN-4001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

Het bestemmingsplan 'De Haven' met identificatienummer NL.IMRO.1930.BPDELDEHAVEN-4001 van de gemeente Nissewaard.

1.2 bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan- en uitbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw, maar er in functioneel opzicht onderdeel van uitmaakt.

1.6 antennedrager

Een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.7 antenne(installatie)

Een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de wel of niet in de techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.8 aan huis gebonden beroep

Een dienstverlenend beroep, dat in een woning of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie.

1.9 bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.10 bebouwingspercentage

Een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van het bouwvlak en indien geen bouwvlak aanwezig van het deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd. Indien geen bebouwingspercentage wordt aangegeven mag het hele bouwvlak bebouwd worden.

1.11 bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.13 bevoegd gezag

Bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

1.14 bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.15 bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.16 bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijke omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder.

1.17 bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.18 bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.19 bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.20 bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.21 brutovloeropervlakte (bvo)

De totale oppervlakte van de bouwlagen met inbegrip van de bouwconstructie, magazijnen, dienstruimten, bergingen etc.

1.22 bijbehorend bouwwerk

Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.23 detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden van goederen, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen, geen brandstoffen zijnde, aan personen, die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit; horecadoeleinden worden hier niet onder begrepen.

1.24 dienstverlening

Het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting.

1.25 evenementen

Gebeurtenissen, gericht op een groot publiek, met betrekking tot kunst, sport, ontspanning en cultuur.

1.26 gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.27 geluidsbelasting vanwege een industrieterrein

De etmaalwaarde van het equivalente geluidsniveau in dB(A) op een bepaalde plaats, veroorzaakt door de gezamenlijke inrichtingen en toestellen, aanwezig op het industrieterrein, het geluid van niet tot de inrichtingen behorende motorvoertuigen op het terrein daaronder niet begrepen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder.

1.28 geluidsgevoelige functies

Bewoning of andere geluidsgevoelige functies zoals bedoeld in de Wet geluidhinder c.q. het Besluit grenswaarden binnen zones rond industrieterreinen, het Besluit grenswaarden binnen zones langs wegen en/of Besluit geluidhinder spoorwegen.

1.29 gestapelde woning

Een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen.

1.30 hogere waarde

Een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder.

1.31 hoofdgebouw

Een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 horeca

Categorie 1 "lichte horeca"
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken; binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1a. Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar;
  • tearoom;
  • traiteur.

1b. Overige lichte horeca

  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);


Categorie 2 “hotel”
Bedrijven die zijn gericht op het bieden van logies:

  • hotel
  • pension


Categorie 3 "middelzware horeca"
3a. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:

  • bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m² (b.v.o.);
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).

3b. Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

  • bar;
  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café;
  • proeflokaal;
  • shoarma/grillroom;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).


Categorie 4 "zware horeca"
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.33 huishouding

Van een huishouding is sprake wanneer een persoon, dan wel personen, in een zekere continue samenstelling met elkaar wonen en tussen de verschillende personen de intentie bestaat om bestendig, voor onbepaalde tijd, een met een gezinsverband vergelijkbaar samenlevingsverband met elkaar aan te gaan.

1.34 kamerverhuurbedrijf
  • a. een samenstel van verblijfsruimten, uitsluitend of mede bestemd of gebruikt om daarin anderen dan aan de rechthebbende en de personen behorende tot diens huishouden, woonverblijf, niet in de zin van zelfstandige woongelegenheid, te verschaffen, al dan niet met gehele of gedeeltelijke verzorging;
  • b. een en ander kan onder meer blijken uit het feit dat voor de kamers afzonderlijk huur wordt berekend en/of betaald en elke kamer zelfstandig wordt bewoond, waarbij al dan niet sprake is van enkele gemeenschappelijke voorzieningen.

onder de definitie van kamerverhuurbedrijf valt niet:

  • a. de verhuur van één of twee kamers door de bewoner of eigenaar/bewoner van een woning aan niet meer dan in totaal vier personen, dit mits de gezamenlijke woonvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 30% van totale woonvloeroppervlakte van de woning, zulks met een maximum van 40 m²;
  • b. de verhuur van (een gedeelte van) de woning ten behoeve van verblijfsrecreatie
1.35 kantoor

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden.

1.36 maatschappelijke voorzieningen

Het verlenen van diensten in medische, sociale, educatieve, culturele, religieuze en administratieve sfeer en andere vormen van dienstverlening, die min of meer een openbaar karakter hebben, met uitzondering van seksinrichtingen.

1.37 overig bouwwerk

Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.38 pand

De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.39 peil
  • a. voor gebouwen: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het gebouw, dan wel de hoogte van die weg ter plaatse van de toegang tot het bouwperceel;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.40 prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 seksinrichting/ of seksbedrijf

De voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/porno-grafische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.42 voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.43 woning

Een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de inhoud van een bouwwerk:

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk:

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. fiets en / of voetpaden;
  • c. straatmeubilair, nutsvoorzieningen en dergelijke;
  • d. bijbehorende verhardingen en watergangen;
  • e. aan de hoofdfunctie ondergeschikte verkeersvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. behoudens nutsgebouwen mogen op deze gronden ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor abri's en nutsgebouwen gelden de volgende maxima:
    • 1. bouwhoogte 3 m;
    • 2. inhoud 40 m3 .
  • c. indien gelegen binnen een afstand van 20 m vanuit de Oude Maas wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder;
  • d. voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende maxima:
    • 1. bouwhoogte van licht- en vlaggenmasten 9 m;
    • 2. bouwhoogte van speeltoestellen 5 m;
    • 3. bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  • e. Het is toegestaan ten behoeve van de brug over de sluis kunstwerken aan te brengen in de vorm van op/afritten.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van :

  • a. lid 3.2 onder b 2 en toestaan dat een nutsgebouw met een grotere inhoud tot ten hoogste 60 m3 wordt gebouwd mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. sociale veiligheid;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • b. Alvorens over het verlenen van een omgevingsvergunning binnen een afstand van 20 m vanuit de Oude Maas te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.

 

Artikel 4 Verkeer - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. groenvoorzieningen, bermen en watergangen;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. fietsenstallingen, abri's, telefooncellen, straatmeubilair en dergelijke.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om de bouw van erkers, luifels, balkons en andere ondergeschikte bouwdelen van een aangrenzend hoofdgebouw toe te staan, waarbij geldt dat:

  • a. de diepte ten hoogste 1,25 m bedraagt;
  • b. de oppervlakte ten hoogste 6 m² bedraagt;
  • c. bouwdelen op de begane grond niet zijn toegestaan.

 

Artikel 5 Water - Haven

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Haven' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging, waterlopen met bijbehorende taluds;
  • b. aan- en afmeren van boten;
  • c. jachthaven;
  • d. recreatieve voorzieningen;
  • e. kunstwerken, kademuren, damwanden;
  • f. openbaar vervoer over water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. er mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals meerpalen, (vis)steigers, vlonders, regelinstallaties, openbaar vervoer voorzieningen;
  • b. er mogen over de haven bruggen ten behoeve van fiets- en voetgangers worden gebouwd;
  • c. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 9 meter bedragen.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemmingsgrens maximaal 10 m verschuiven en daarmee de oppervlakte water verminderen en de oppervlakte vervolgens toevoegen aan de aangrenzende bestemmingen. De in artikelen 6, 7 en 8 van deze regels genoemde maximum aantallen, oppervlakten, hoogtematen mogen door toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet worden overschreden.

Artikel 6 Woongebied

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. kantoren;
  • f. horeca, categorie 1;
  • g. verkeer en verblijf, waaronder voorzieningen voor openbaar vervoer;
  • h. water, zoals waterpartijen, watergangen;
  • i. groen- en speel voorzieningen;
  • j. onder- en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • k. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen,

een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 6.5.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
    • 1. er mogen niet meer dan 270 woningen worden gebouwd;
    • 2. van de in lid 6.1 onder b t/m f genoemde functies mag de totale bedrijfsvloeroppervlakte niet meer bedragen dan 2.500 m² ; deze functies zijn uitsluitend op de begane grond toegestaan;
    • 3. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in de verbeelding is ingeschreven;
    • 4. de voor-, achter- en zijgevel van de gebouwen, zoals deze bij realisatie van de hoofdgebouwen ontstaan, worden aangemerkt als bebouwingslijn waarbinnen de hoofdgebouwen dienen te worden gebouwd.

6.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. Voor garages, carports, overkappingen en bergingen gelden de volgende maxima:
    • 1. goothoogte: 3 m tenzij anders is aangeduid;
    • 2. bouwhoogte: 3 m tenzij anders is aangeduid;
  • b. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen, overkappingen en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. Voor vrijstaande bijgebouwen gelden de volgende maxima;
    • 1. goothoogte: 3 m;
    • 2. bouwhoogte: 5 m;
  • d. Het gezamenlijk te bouwen oppervlak aan aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mag ten hoogste 50% van de bij het hoofdgebouw behorende zij en/of achtererf bedragen met een maximum van 50 m2 , met dien verstande dat een aaneengesloten oppervlak van ten minste 25 m2 van het zij- en achtererf tezamen onbebouwd en onoverdekt dient te blijven.
6.2.3 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

  • a. Voor erfafscheidingen:
    • 1. indien gesitueerd vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m;
    • 2. voor het overige: 2 m.
  • b. Van schotelantennes, ongeacht of zij op of aan bouwwerken worden gebouwd: 3 m;
  • c. Voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  • d. Indien bouwwerken worden gerealiseerd op een gebouw dan wordt de hoogte gemeten vanaf de bovenkant van de laag waarop wordt gebouwd.
6.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de plaats en de afmetingen van bebouwing indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met het straat- en bebouwingsbeeld -zoals hoogtedifferentiatie van naast of nabij elkaar gelegen panden binnen de op de kaart aangegeven doorsnede-, de verkeersveiligheid, de milieubelasting, het voorkomen van een onevenredige aantasting van de privacy van bewoners en van gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken en in verband met het beperken van schaduw- en windhinder.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.1 onder a 2 voor het toestaan van de functies op de verdieping (en) onder voorwaarden dat:
    • 1. dit bijdraagt aan het goed functioneren van deze functies in dit plangebied;
    • 2. er geen onevenredige hinder ontstaat.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  • b. Op de in lid 6.1 bedoelde gronden is- in samenhang daarmee- ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 25 m2 ;
    • 2. de woning mag hierdoor niet, c.q. niet in betekenende mate het karakter van een woning verliezen;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 4. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonklimaat in de directe omgeving en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop, die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • c. Bedrijven als genoemd in lid 6.1 onder b zijn uitsluitend toegestaan voorzover deze behoren tot de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • d. Van de in lid 6.2 onder a 2 genoemde maximum oppervlakte mag de oppervlakte voor zowel dienstverlening, horeca categorie-1 en kantoor maximaal 500 m2 bvo per functie bedragen;
  • e. Per vestiging mag de oppervlakte voor dienstverlening, horeca categorie-1, kantoor, niet meer bedragen dan 150 m² ;
  • f. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt mede verstaan:
    • 1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
    • 2. enige vorm van seksinrichting.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.5 onder a om een kamerverhuurbedrijf toe te staan, mits:
    • 1. de belangen van direct omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. er voldoende parkeergelegenheid is.
      Het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan het gebruik van de woning als kamerverhuurbedrijf.
  • b. lid 6.5 onder c voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten genoemd in milieucategorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, worden toegestaan, voor zover deze bedrijfsactiviteiten naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, mits vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord;

Artikel 7 Woongebied - Uit te werken - 1

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. kantoor;
  • f. horeca, categorie 1;
  • g. horeca, categorie 2;
  • h. verkeer en verblijf, waaronder voorzieningen voor openbaar vervoer;
  • i. water, zoals waterpartijen, watergangen;
  • j. groen- en speelvoorzieningen;
  • k. onder- en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • l. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
7.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 7.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van de in dit lid beschreven regels:

  • a. indien bij het opstellen van het uitwerkingsplan het LPG-vulpunt aan de Veerweg nog als zodanig in gebruik is, wordt in het uitwerkingsplan het groepsrisico conform de wettelijk voorgeschreven methodiek verantwoord;
  • b. er mogen maximaal 270 woningen worden gebouwd;
  • c. er mag maximaal 2500 bvo m2 worden gebouwd ten behoeve van de functies dienstverlening, horeca, kantoor, bedrijven, maatschappelijk, met dien verstande dat:
    • 1. deze functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte voor zowel dienstverlening, horeca categorie-1 en kantoor maximaal 500 m2 bvo per functie mag bedragen;
    • 3. per vestiging de oppervlakte voor dienstverlening, horeca categorie-1, kantoor niet meer mag bedragen dan 150 m²;
  • d. in afwijking van de maximum oppervlakten genoemd in sub c is horeca categorie-2 toegestaan, echter uitsluitend in het plangedeelte dat direct grenst aan de Schenkelweg en is aangegeven met de aanduiding 'wonen uitgesloten';
  • e. indien er onvoldoende markt blijkt te zijn voor een functie als bedoeld in sub d, kunnen de betreffende gronden eveneens worden bebouwd ten behoeve van de functies 'bedrijf' en 'maatschappelijk'; ook dan zijn de maximum oppervlakten als bedoeld in sub c niet van toepassing;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in de verbeelding is ingeschreven;
  • g. voor bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijn gelden dezelfde regels als in artikel 6 van deze regels (bestemming Woongebied).
7.3 Bouwregels

Op de gronden met de in lid 7.1 genoemde bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen, met dien verstande, dat dit verbod geen betrekking heeft op bouwwerkzaamheden noodzakelijk voor het bouwrijp maken van de gronden ten dienste van de bestemming door bijvoorbeeld het slaan van damwanden.

7.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.3 voor het bouwen in overeenstemming met ontwerpuitwerkingsplan.
7.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'wonen uitgesloten' mag niet worden gewoond;
  • b. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  • c. op de in lid 7.1 bedoelde gronden is- in samenhang daarmee- ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 25 m2 ;
    • 2. de woning mag hierdoor niet, c.q. niet in betekenende mate het karakter van een woning verliezen;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 4. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonklimaat in de directe omgeving en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop, die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • d. bedrijven als genoemd in lid 7.1 onder b zijn uitsluitend toegestaan voorzover deze behoren tot de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • e. onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt mede verstaan:
    • 1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
    • 2. enige vorm van seksinrichting.
7.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.5 onder a voor het toestaan van de woonfunctie in de situatie dat:
    • 1. er onvoldoende markt is voor de invulling van de betreffende gronden met niet-woonfuncties;
    • 2. er wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.
  • b. lid 7.5 onder b om een kamerverhuurbedrijf toe te staan, mits:
    • 1. de belangen van direct omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. er voldoende parkeergelegenheid is.
      Het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan het gebruik van de woning als kamerverhuurbedrijf.
  • c. lid 7.5 onder d voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten genoemd in milieucategorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, worden toegestaan, voor zover deze bedrijfsactiviteiten naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, mits vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord.

Artikel 8 Woongebied - Uit te werken - 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Uit te werken - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. kantoor;
  • f. horeca, categorie 1;
  • g. verkeer en verblijf, waaronder voorzieningen voor openbaar vervoer;
  • h. water, zoals waterpartijen, watergangen;
  • i. groen- en speelvoorzieningen;
  • j. onder- en bovengrondse parkeervoorzieningen;
  • k. bij deze doeleinden behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen.
8.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 8.1 bedoelde bestemming uit met inachtneming van de in dit lid beschreven regels:

  • a. indien bij het opstellen van het uitwerkingsplan het LPG-vulpunt aan de Veerweg nog als zodanig in gebruik is, wordt in het uitwerkingsplan het groepsrisico conform de wettelijk voorgeschreven methodiek verantwoord;
  • b. bij het op te stellen uitwerkingsplan dient rekening te worden gehouden met de op dat moment aanwezige bedrijven in het bedrijvengebied ten noorden van de Veerweg en wel op zodanige wijze dat door het uitwerkingsplan het functioneren van die bedrijven niet wordt belemmerd;
  • c. er mogen maximaal 160 woningen worden gebouwd;
  • d. er mag maximaal 5000 bvo m2 worden opgenomen ten behoeve van de functies dienstverlening, horeca, kantoor, bedrijven, maatschappelijk, met dien verstande dat:
    • 1. deze functies uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte voor zowel dienstverlening, horeca categorie-1 en kantoor maximaal 500 m2 bvo per functie mag bedragen;
    • 3. per vestiging de oppervlakte voor dienstverlening, horeca categorie-1, kantoor niet meer mag bedragen dan 150 m²;
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan in de verbeelding is ingeschreven;
  • f. voor bijbehorende bouwwerken en overige bouwwerken, geen gebouwen zijn gelden dezelfde regels als in artikel 6 van deze regels (bestemming Woongebied).
8.3 Bouwregels

Op de gronden met de in lid 8.1 genoemde bestemming mag uitsluitend worden gebouwd in overeenstemming met een uitwerkingsplan dat rechtskracht heeft verkregen, met dien verstande, dat dit verbod geen betrekking heeft op bouwwerkzaamheden noodzakelijk voor het bouwrijp maken van de gronden ten dienste van de bestemming door bijvoorbeeld het slaan van damwanden.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.3 voor het bouwen in overeenstemming met ontwerpuitwerkingsplan.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. het in gebruik nemen van de woning of delen van de woning als een kamerverhuurbedrijf is niet toegestaan;
  • b. op de in lid 8.1 bedoelde gronden is- in samenhang daarmee- ook het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten zoals genoemd in milieucategorie 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, voor zover:
    • 1. het vloeroppervlak ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en de kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten niet groter is dan 30% van het vloeroppervlak van de woning, met een maximum van 25 m2 ;
    • 2. de woning mag hierdoor niet, c.q. niet in betekenende mate het karakter van een woning verliezen;
    • 3. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
    • 4. de activiteit mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonklimaat in de directe omgeving en mag niet gepaard gaan met horeca en detailhandel, uitgezonderd beperkte verkoop, die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten.
  • c. bedrijven als genoemd in lid 8.1 onder b zijn uitsluitend toegestaan voorzover deze behoren tot de categorie 1 en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1;
  • d. onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt mede verstaan:
    • 1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning;
    • 2. enige vorm van seksinrichting.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 8.5 onder a om een kamerverhuurbedrijf toe te staan, mits:
    • 1. de belangen van direct omwonenden niet onevenredig worden geschaad;
    • 2. er voldoende parkeergelegenheid is.
      Het bevoegd gezag kan voorwaarden stellen aan het gebruik van de woning als kamerverhuurbedrijf.
  • b. lid 8.5 onder c voor het toestaan van bedrijfsactiviteiten genoemd in milieucategorie 3 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, worden toegestaan, voor zover deze bedrijfsactiviteiten naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijfsactiviteiten zoals genoemd in milieucategorie 1en 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in Bijlage 1, mits vooraf een milieudeskundige hierover is gehoord.

Artikel 9 Waarde - Archeologie - 1

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 9.3.1.

9.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 9.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan 400 cm beneden maaiveld en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

9.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
9.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

9.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

9.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 10 Waarde - Archeologie - 2

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud van de aan de gronden eigen zijnde archeologische waarden.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Rapport archeologisch deskundige

In het belang van de archeologische monumentenzorg dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport aan burgemeester en wethouders te overleggen van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

Deze bepaling heeft uitsluitend betrekking op aanvragen om een omgevingsvergunning voor het bouwen van bouwwerken (waaronder begrepen het heien van heipalen en het slaan van damwanden) welke voldoen aan de oppervlakte- en dieptematen welke genoemd zijn in 10.3.1.

10.2.2 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan omgevingsvergunning voor het bouwen

Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg aan een omgevingsvergunning voor het bouwen de volgende regels verbinden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
10.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
10.3.1 Verbod

In het belang van de archeologische monumentenzorg is het verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders de hierna onder 10.3.2 genoemde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te doen c.q. te laten uitvoeren die dieper reiken dan de huidige waterbodem en die tevens een terreinoppervlakte groter dan 200 m² beslaan.

10.3.2 Het vergunningvereiste betreft de volgende werken c.q. werkzaamheden
  • a. grondbewerkingen (van welke aard dan ook);
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het wijzigen van het maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, afgraven;
  • e. het ingraven van ondergrondse kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies e.d.;
  • f. het aanleggen van waterlopen of het vergraven van bestaande waterlopen.
10.3.3 Uitgezonderde werkzaamheden

Het vergunningvereiste geldt niet voor werken (geen bouwwerken zijnde) of voor werkzaamheden gericht op het normale onderhoud en beheer van de betreffende gronden, niet voor bedoelde activiteiten welke in uitvoering waren ten tijde van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan en evenmin voor bestaande weg- en leidingcunetten.

10.3.4 Vergunning

Vergunning wordt verleend nadat de aanvrager een rapport aan burgemeester en wethouders heeft overlegd van een archeologisch deskundige waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

10.3.5 Mogelijke voorwaarden te verbinden aan vergunning

Aan een vergunning kunnen de volgende regels worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van archeologisch onderzoek;
  • c. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

Artikel 11 Waterstaat - Waterkering

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.

11.2 Bouwregels
  • a. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  • b. op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd tot een hoogte van maximaal 9 m.
11.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder lid 11.2 mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering en toestaan dat de gronden gebruikt worden conform de basisbestemming;
  • b. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de primaire waterkering, bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 11.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, mogen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap.

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene bouwregels

13.1 Bestaande afstanden en maten
  • a. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. De op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die minder bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. Ingeval van herbouw is het bepaalde in de vorige leden uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.

13.2 Overschrijding bouwgrenzen en hoogtematen
  • a. De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
    • 1. tot hoofdgebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2 m bedraagt;
    • 2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag worden overschreden door schoorstenen, antennemasten, installaties voor de benutting van zonne-energie en andere ondergeschikte bouwdelen.
13.3 Parkeren, laden en lossen
13.3.1 Parkeren

Ten behoeve van het parkeren of stallen van auto’s dient in voldoende mate ruimte te zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

13.3.2 Laden en lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

13.3.3 Afwijken

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in de leden 13.3.1 en 13.3.2:

  • a. indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit of
  • b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

13.4 Wegverkeers- en spoorweglawaai

De bouw van geluidsgevoelige functies is uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de normen van de Wet geluidhinder dan wel de verleende hogere waarden en de daarbij gestelde voorwaarden, zoals opgenomen in de bijlage bij dit plan.

13.5 Industrielawaai

Binnen de aanduiding "Geluidszone industrieterrein" is de bouw van geluidsgevoelige functies uitsluitend toegestaan indien voldaan wordt aan de normen van de Wet geluidhinder dan wel de verleende hogere waarden en de daarbij gestelde voorwaarden, zoals opgenomen in de bijlage bij dit plan.

13.6 Molenbiotoop

Binnen de aanduiding "Molenbiotoop" mag de hoogte van bouwwerken en beplanting niet meer bedragen dan 1/30 deel (stedelijk gebied) van de afstand tussen het bouwwerk en het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek (maat + NAP).

13.7 Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen

Binnen de aanduiding "Veiligheidszone - Vervoer gevaarlijke stoffen" is woonbebouwing uitsluitend toegestaan indien maatregelen worden getroffen om het luchtverversingssysteem uit te schakelen en ramen, deuren en ventilatieopeningen te kunnen sluiten en er voorts sprake is van minimaal één (nood)ontsluiting aan de van de Oude Maas afgekeerde zijde.

Artikel 14 Algemene gebruiksregels

  • a. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
    • 1. de opslag van oude metalen, schroot, lompen, papier, puin of vuilnis;
    • 2. de opslag van rij- of voertuigen, die voor de sloop bestemd zijn, of reeds gedeeltelijk gesloopt zijn, of daaruit reeds gesloopte materialen;
    • 3. het gebruik van vrijstaande en aangebouwde bijgebouwen ten behoeve van zelfstandige bewoning;
    • 4. verkooppunt voor motorbrandstoffen;
    • 5. standplaats voor onderkomens, uitgezonderd kampeerwagens en tenten indien gelijktijdig niet meer dan één kampeerwagen en/of tent per bouwperceel wordt/worden geplaatst en deze niet voor bewoning wordt/worden gebruikt;
    • 6. het gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting is verboden.


Artikel 15 Algemene afwijkingsregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij omgevingsvergunning afwijken van:

  • a. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 20 m;
  • d. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de oppervlakte van de vergroting niet meer dan 16 m2 bedraagt;
    • 2. de hoogte niet meer dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw bedraagt.

Artikel 16 Algemene wijzigingsregels

  • a. Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen voor het bouwen met een geringe mate van afwijking van de plaats en richting van bestemmingsgrenzen indien dit noodzakelijk is in verband met afwijkingen of onnauwkeurigheden ten opzicht van de feitelijke situatie of in die gevallen waar een rationele verkaveling van de gronden een geringe afwijking vergt.
  • b. Het bevoegd gezag kan aan gronden in het plangebied de aanduiding 'milieuzone - bodembeschermingsgebied' geven op grond waarvan, in relatie tot de ingevolge de sanering aangebrachte”leeflaag”, de betreffende bestemming wordt gewijzigd in die zin dat zonder omgevingsvergunning geen diepwortelende beplanting mag worden gepoot en geen graafwerkzaamheden mogen worden uitgevoerd dieper reikend dan de aangebrachte “leeflaag”. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien het bevoegd gezag Wet bodembescherming na een melding hiertoe heeft ingestemd met de werken of werkzaamheden. Aan een omgevingsvergunning kunnen voorwaarden worden verbonden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 17 Overgangsrecht

17.1 Overgangsrecht bouwwerken
17.1.1 Afwijking

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
17.1.2 Omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid 17.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.

17.1.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwen

Lid 17.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

17.2 Overgangsrecht gebruik
17.2.1 Voortzetten strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

17.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 17.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

17.2.3 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 17.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

17.2.4 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 17.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

17.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overeenkomstig lid 19.2 in het plan opgenomen overgangsrecht gebruik zou kunnen leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen die op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruikten in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan, kan de gemeenteraad met het oog op beëindiging op termijn van die met het bestemmingsplan strijdige situatie, in het plan persoonsgebonden overgangsrecht opnemen.

Artikel 18 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan De Haven.